Archive for april, 2012

De toestand van de arbeidersklasse in Europa

zaterdag, april 28th, 2012

Een korte tussenbalans ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid

1.

Europa verkeert in een schuldencrisis. Zoiets gebeurt als internationale financiĆ«le investeerders weigeren een staat vers geld te lenen. Ze schatten in dat deze staat voor hen niet langer lucratief is, dat hij op den duur de rente die hij voor hun kredieten verschuldigd is niet langer garanderen kan. En als zo’n staat niet geschikt lijkt om banken en beleggingsfonds te verrijken, investeren ze nu eenmaal niet meer in zijn begroting. Dan is de staat failliet en kan zijn deuren sluiten. Dat een staat met al het maatschappelijke leven dat van hem afhankelijk is voor het financiĆ«le kapitaal rendeert, is blijkbaar zijn eerste bestaansvoorwaarde. Als hij geen rente meer betalen kan aan zijn schuldeisers heeft hij “boven zijn stand geleefd”, was alles zinloze verspilling wat hij ondernomen en ingericht heeft.

2.

Wat is er aan de hand als een staat de rente voor zijn schulden niet meer betalen kan? Dan zijn de inkomsten uit belastingen niet meer voldoende, noch voor de uitgaven die de regering noodzakelijk vindt, noch voor de verschuldigde rente. Dat de inkomsten niet voldoen, was echter al de reden daarvoor dat de staat Ć¼berhaupt schulden maakt. Als de geldgevers hem niet meer toestaan verdere, nieuwe schulden te maken, geloven ze niet langer dat zijn beleid erin slaagt uit de samenleving de benodigde belastingopbrengsten te halen die de schulden tot duurzaam sprankelende geldbronnen maken. Ze betwijfelen dus dat hun schuldenaar bereikt wat blijkbaar het doel is van zijn schuldeneconomie: zijn samenleving tot een winstmachine te vormen, die door de groei van de economie en de inkomsten en winsten die ze voortbrengt jaar in jaar uit groeiende belastingen oplevert. Als een staat failliet is, haalt het kapitaal op zijn territorium onvoldoende winst uit zijn arbeidskrachten en groeit niet in die mate die noodzakelijk is om de staatsuitgaven voor het regeren van de samenleving en voor de bevordering van de economie te rechtvaardigen.

3.

Alle landen in Europa die bedreigd zijn door het wantrouwen van hun schuldeisers vinden kennelijk niets belangrijker dan het vertrouwen van de financiƫle markten ijlings terug te winnen. Maar hoe?

Het lukt via de aanpassing van de staatsuitgaven aan de veel te kleine inkomsten, zodat deze weer de rente opleveren waar alles van afhangt. En hoe vermindert de staat zijn uitgaven ā€“ zonder in dezelfde mate ook zijn inkomsten te verminderen, dus het liefst zonder de economie te beschadigen die toch al te weinig afwerpt, te weinig groeit en meer moet groeien? Hij bezuinigt op het leven van het volk.

In Griekenland wordt er inmiddels honger geleden; de pensioenen en het karige officiƫle minimumloon, waar ook de andere lonen in het land aan gekoppeld zijn, worden om meer dan 20% verlaagd. In de publieke sector worden tienduizende mensen ontslagen, en dat is pas het begin; de werkloosheid heeft een derde-wereld-niveau van 25% bereikt. In Spanje, Portugal etc. is het niet beter. Daar is bijna een gehele, vaak goed opgeleide jonge generatie zonder baan, zonder middelen en zonder perspectief. Op AOW, ziektekosten en loon wordt daar op soortgelijke wijze bezuinigd als in Griekenland; tegelijkertijd moeten de verarmde burgers met steeds hogere belastingen, accijns en heffingen de staatskas spekken.

Onafhankelijk ervan of de financiƫle situatie van de bewuste staten daardoor verbetert, wekt de demonstratieve meedogenloosheid tegenover de nood en de behoeftes van het gewone volk al een glimp van vertrouwen op de financiƫle markten: regeringen die hun volk zo consequent verarmen, moeten op de goede weg zijn. De armoede van het volk is de reddingsanker van de staat.

4.

In feite wordt de financiĆ«le situatie van de Europese crisislanden door de bezuinigen niet verbeterd. De staatsuitgaven dalen weliswaar, maar de staatsinkomsten nog meer omdat het bezuinigingsbeleid het economische leven in het land stillegt. Dus ā€“ zo de conclusie van de Europese politiek ā€“ hebben de landen behalve het consolideren van de begroting, dat niet stoppen mag, ook nog economische groei nodig. En hoe creĆ«ert een staat kapitaalgroei zonder grote nieuwe uitgaven, economische groei die niets mag kosten?

Alweer door het goedkoper maken van het volk ā€“ nu in de rol van de kostenfactor arbeid. De Duitse bondskanselier Merkel heeft een dringend advies voor de Europese partners: zij moeten arbeidsmarkthervormingen doorvoeren zoals Duitsland die al heeft doorgevoerd: zij moeten de ontslagbescherming versoepelen, de arbeidsmarkt flexibiliseren dwz. geregelde arbeidsverhoudingen afschaffen en door flexwerk en tijdelijke contracten vervangen. Ɯberhaupt moeten Frankrijk, ItaliĆ« en eigenlijk alle landen de Hartz-wetten van kanselier Schrƶder, Merkels voorganger, invoeren: de werkloosheidsuitkering op bijstandsniveau (Hartz IV) en de dreiging zelfs die nog te schrappen, heeft de werklozen genoodzaakt elke baan tegen elk loon aan te nemen en een fameuze lagelonensector gecreĆ«erd. Een duidelijk signaal: de redding van Europa heeft meer kapitaalgroei nodig middels meer armoede van de arbeidersklasse.

5.

Duitsland is de grote uitzondering in Europa. In de crisis speelt het de voorbeeldrol en de rol van tuchtmeester voor de buurlanden. Het heeft alles juist gedaan ā€“ het krijgt onbeperkt krediet op de financiĆ«le markten, zijn economie groeit en boekt recordwinsten, er zijn miljoenen nieuwe banen.

En hoe komt dat? Daardoor dat Duitsland zijn arbeiders reeds een half decennium voor de grote financiĆ«le crisis de verarming heeft opgedrongen die de andere landen, waaronder natuurlijk Nederland, nu moeten nadoen. Het feit dat de arbeiders gedwongen (en bereid) zijn alles te accepteren, heeft een lagelonensector laten groeien waar momenteel bijna een kwart van de beroepsbevolking voor minder dan 9 euro per uur werkt. Vanwege de permanente bedreiging door Hartz IV en de lagelonen-concurrentie zijn dan ook de lonen voor “normale” banen gedurende een decennium reĆ«el gedaald. Politiek, economie en media in Duitsland zijn er niet beschaamd over dat ze het bestaansniveau van de arbeidersklasse naar beneden hebben hervormd, ze zijn er trots op: thans werken in Duitsland meer mensen meer uren en productiever dan ooit, en dat voor minder geld dan enkele decennia geleden. Wat een succes! Zo heeft de Duitse economie namelijk haar concurrentiekracht teruggewonnen. Ook voor het voorbeeldige Duitsland geldt: de rijkdom van de natie berust op de armoede van de meerderheid van haar burgers.

Winst: goed – te veel winst: erg

zaterdag, april 28th, 2012

Ook zo kan men het kapitalisme (niet) bekritiseren

Sinds zijn bestaan is er veel ontevredenheid over het kapitalisme. Tegenwoordig bijvoorbeeld bij Attac, bij de voorstanders van een “onvoorwaardelijk basisinkomen”, bij de “verontwaardigden” in diverse Europese landen of bij de “occupy-beweging”. Deze bewegingen bekritiseren het kapitalisme vanwege zijn onmiskenbare hemeltergende “uitwassen”. Het is inderdaad niet moeilijk te ontdekken dat aan de ene kant de rijkdom en aan de andere kant de armoede voortdurend groeit. Even opvallend is de wijdverbreide bestaansonzekerheid die voor veel mensen betekent dat reeds een ongelukkige omstandigheid ā€“ ontslag, ziekte, psychische problemen, een familiedrama, een miskoop, een slechte raad opgevolgd ā€“ tot een individuĆ«le ramp leidt. En ook de maatschappelijke gevolgen van het kapitalisme worden aan de kaak gesteld. Wereldwijd nemen honger en ellende toe; het ecologische milieu wordt voortschrijdend vernietigd en, niet in de laatste plaats: er zijn een aantal oorlogen, kleine en grotere.

Het kapitalisme zelf heeft er echter geen last van. Het groeit en groeit, al deze rampen hebben hem op den duur niet geschaad; veeleer heeft het zich ā€“ zoals men bewonderend zegt ā€“ doorgezet als superieur economisch systeem en inmiddels de gehele wereld bezet.

In het centrum van dit systeem staat de winst. De gehele economie berust erop dat iemand kapitaal voorschiet; en zij die dit doen ā€“ de kapitalisten, ook “de economie” genoemd ā€“ doen dit met de bedoeling en in de verwachting dat het kapitaal, vermeerdeerd met winst, naar hen terugstroomt. Zonder winst in het vooruitzicht schieten ze geen kapitaal voor. Dit basisprincipe van de kapitalistische economie trekken de critici uit het brede spectrum van Attac tot Occupy allesbehalve in twijfel. In volledige overeenstemming met de principes uit het macro-economische leerboek beschouwen ook zij de winst als een onontbeerlijk instrument van de economie: vanzelfsprekend moeten er ondernemers zijn die een bedrijf, een handelsonderneming of een bank oprichten, en daarom verdienen ze ook daarvan persoonlijk te profiteren; zodoende bewerkstelligen de ondernemers wat blijkbaar niet iedereen vermag: ze produceren dingen die “wij allen” nodig hebben, en opdat ze kunnen doorgaan en steeds meer produceren, is het gerechtvaardigd en zinvol dat het ingezette kapitaal vermeerderd met winst terugkomt; zo zijn ze in staat ervoor te zorgen dat de goederenproductie zowel plaatsvindt alsook uitgebreid wordt omdat ze immers ook hun investeringen uit de winst betalen. Eigenlijk, aldus deze critici, heeft de winst een nuttige economische functie: namelijk de mensheid een steeds beter leven te bezorgen. Vandaar dat de leus van de Amerikaanse occupy-beweging luidt: “People over profit”. Daarmee wordt bedoeld dat de winst dienstbaar aan het volk moet zijn; “People against profit”, wordt er juist niet gezegd.

Nu klagen deze critici echter zelf over alledaagse toestanden in het kapitalisme die kennelijk het tegendeel zijn van een steeds beter leven. Dit feit heeft twijfels gewekt aan de winst: heeft die daadwerkelijk de nuttige functie die men daaraan toeschrijft? Maar deze twijfel gaat niet zo ver dat men de winst op zich wil afschaffen; veeleer bestaat de momenteel wijdverbreide kritiek daarin de winst ontaarding te verwijten; hetgeen de critici beklagen, noemen ze “uitwassen” en hebben zo zonder verder onderzoek besloten het bekritiseerde als een afwijking van het eigenlijk goede principe te beschouwen. De winstmakers zouden niet aan hun economische taak, maar uitsluitend aan zichzelf denken, derhalve door “overdrijving”, “ontketening”, “hebzucht” de eigenlijk goede zaak vertekenen, ontsieren, misbruiken, haar wezenlijke doelbestemming perverteren ā€“ zodat het kapitalisme helemaal niet meer op zichzelf lijkt, maar ontaard is tot een “turbo-kapitalisme”. En daaruit komen dan, volgens de kritiek, al de schandalige “uitwassen” voort. Consequenterwijs zien deze critici het als hun missie de winst als het ware terug te snoeien tot zijn werkelijke functie, namelijk door deze “ontketende” winstmakers aan te klagen en te beteugelen:

Het zijn de machtigen dezer aarde die het onheil aanrichten: de concernchefs willen voortdurend niets anders dan fusioneren en hun beurswaarde verhogen ā€“ maar ze zouden moeten ophouden met het najagen van de fetisj “grootte”; de financiĆ«le kapitalisten produceren uit “hebzucht” louter “sneeuwbalsystemen” en “geldbubbels” ā€“ maar ze zouden moeden ophouden met het staren op de fetisj “geld” en in plaats daarvan weer dienstbaar zijn aan de eerlijke winst; de belangrijke staten ondersteunen met hun dwaze geloof in het “neoliberale model” deze fatale ontwikkelingen of hebben die zelfs veroorzaakt ā€“ maar ze zouden zich moeten distantiĆ«ren van hun fetisj “alle vrijheid voor het kapitaal”.

Dat alles is een slechte grap: de toonaangevende instanties ā€“ het industriĆ«le en het handelskapitaal, de financiĆ«le branche en de staten ā€“ worden beschuldigd onder een collectieve waan te lijden. Als die zo alomvattend zijn werking doet, zou men dan als kritisch mens niet kunnen vermoeden dat het helemaal geen waan is maar de kapitalistische realiteit? Daar bestaan namelijk geen goede winsten in plaats van “overdreven”, “onbeteugelde”, “ontaarde” winsten. De makers van deze realiteit, de kapitalisten, door de staten ertoe gerechtigd en als economische hoofdrolspelers in elk opzicht ondersteund, vinden aan de winst enkel Ć©Ć©n aspect interessant: hij moet meer worden. Wanneer ze hun productie voortdurend uitbreiden en revolutioneren en daarvoor de winst (en bovendien krediet) gebruiken, dan doen ze dat niet om de mensheid met meer goederen, maar om zich met meer winst te verblijden. En dit meer kent geen maat, dus ook geen “overdrijving” of “bovenmatigheid”. Om het abstract uit te drukken:

Als men een voorgeschoten kapitaal vermeerderd terug wil krijgen, worden twee geldsommen met elkaar vergeleken, de tweede moet groter zijn dan de eerste. Hoeveel groter, daarvoor is er geen maat; het streven is mateloos, in de dubbele betekenis van het woord. De geldvermeerdering meet zich uitsluitend aan zichzelf, en ze verloopt hoe succesvoller hoe groter de tweede geldsom is in vergelijking met de eerste; vandaar dat degene die het beroep winstmaken uitoefent mateloos moet zijn. Als men dit per se opvatten wil als een kind kan men het “hebzucht” noemen, maar het is nu eenmaal de “hebzucht” die een kapitalist betaamt die zijn vak serieus neemt. Deze mateloosheid is de spil waar de kapitalistische praktijk om draait: daar heerst concurrentie waarin iedereen zich bewijzen en handhaven moet. Daar bestaat geen winstbeperkingscontract ā€“ en ook de overheid schrijft geen winstbovengrens voor ā€“ veeleer moet elke kapitalist trachten dat zijn kapitaalvermeerdering groter is dan die van zijn concurrenten. In hun concurrentie zetten de kapitalisten elkaar dus aan tot deze mateloze kapitaalvermeerdering. Wie achterop raakt riskeert helemaal af te vallen. Dit is de objectieve noodzaak die voortkomt uit de concurrentie, door haar wordt opgelegd en aangedreven.

Ook zonder in details te treden over het hoe en waarom van de onafwendbare “uitwassen” is toch een ding duidelijk: voor degene die middels een kapitaalvorschot een kapitaalsurplus wil behalen, bestaat de gehele wereld uit een verzameling van geldgrootheden die hij met elkaar vergelijkt volgens de grondregel: de opbrengst moet groter zijn dan het voorschot. Daarbij worden de arbeid en de natuuromstandigheden die deel uitmaken van het kapitaalvoorschot uitsluitend beschouwd als te minimaliserende kostenfactoren die maximale resultaten moeten opleveren. Zo worden ze benut voor datgene waar het op aankomt, het behalen van een zo groot mogelijk kapitaalsurplus. Dit wetend, is het toch zeker geen vergezochte bewering dat de arbeiders en de natuur daarom voortdurend de dupe worden, hetgeen blijkt uit zowel de wereldwijde alledaagse bestaansonzekerheid en verwoesting van levens als uit de wereldwijde alledaagse kleine en grote zogenaamde “milieurampen”.

De moderne critici willen zich niet bezighouden met de economische natuur van deze onvermijdelijke gevolgen. In plaats daarvan leggen ze zich helemaal toe op de menselijke kant: “overdrijving”, “ontketening”, “hebzucht” etc. zijn immers slechts uitdrukkingen voor menselijk wangedrag, hetzij op grond van een karaktergebrek, hetzij op grond van onwetendheid of verblinding. Volgens hen is het dit wangedrag dat leidt tot al die “uitwassen”. Het economische systeem moet dus niet veranderd worden, maar de omgang van de mensen daarmee. Natuurlijk is dat ook een oproep aan “ons allen”: iedereen kan “bij zichzelf beginnen”, kan zijn “ecologische voetafdruk verkleinen”, “solidair gedrag vertonen”, “opstaan tegen discriminatie en racisme” etc. etc. Dat ze enkel het “voetvolk” zijn, weten deze critici echter ook, en het is hen duidelijk: er kan zich alleen iets veranderen als de machtigen zich veranderen ā€“ zij moeten omdenken. Dit is het hoofddoel van de demonstraties en acties die de machtigen toeroepen: “Dat kunnen jullie ons niet aandoen!” ā€“ om dan Ć³f verontwaardigd of teleurgesteld te constateren dat die het wel degelijk kunnen, Ć³f, zoals Attac, met constructieve voorstellen te komen hoe men “het” beter zou kunnen maken. Dit laatste is na de slechte grap over de collectieve waan van de toonaangevende instanties van de wereld de tweede slechte grap: de aanklachten tegenover de machtigen dezer aarde komen allemaal neer op een blijk van vertrouwen in hen die de totale winstproductie hebben opgericht als basis van de rijkdom van hun macht: als jullie veranderen, kan ook de wereld verbeterd worden! Zo zijn degenen die op de beklaagdenbank zitten tegelijkertijd degenen die de reden voor de klachten uit de wereld moeten helpen. En de critici van het kapitalisme, Attac en andere bewegingen, spelen met hun bezwaren de achtergrondmuziek voor steeds hetzelfde tafereel: kapitalistische rijkdom aan de ene kant en groeiende ellende aan de andere kant. Ze kennen de schuldigen, aan wie ze onvermoeibaar ā€“ kritisch en verontwaardigd ā€“ appelleren.

Wat de VS stoort aan Iran

donderdag, april 19th, 2012

Terwijl de inlichtingen- en subversiedienst CIA eind februari vermeldde dat volgens zijn informatie het eerder onwaarschijnlijk is dat Iran een atoomwapen produceert, dreigde president Obama begin maart ter gelegenheid van het bezoek van de IsraĆ«lische premier Netanjahu onverholen met oorlog, gegarneerd met de belofte: “Ik bluf niet!”

Het zodoende verder op- en uitgebouwde oorlogsscenario tegen de Islamitische Republiek wordt bepaald door twee protagonisten: de VS en IsraĆ«l. Hun bevoegdheid tot preventieve nucleaire ontwapening van PerziĆ« wordt door de westerse publieke opinie in principe niet in twijfel getrokken, alhoewel de een, Amerika, zijn kernwapens niet alleen gebruiksklaar houdt, maar deze ook al twee keer met doorslaand succes en blijvende gevolgen heeft getest. De andere protagonist, IsraĆ«l, bezit de bom zonder dat zijn beschermingsmacht en haar bondgenoten dat verwijtbaar achten. En in tegenstelling tot Iran heeft IsraĆ«l het non-profileratieverdrag (NPV) nimmer geschonden ā€“ om de eenvoudige reden: het heeft die nooit ondertekend.

Dat Iran wegens het verrijken van uranium zich geconfronteerd ziet met deze oorlogsverklaring op afroep door twee zo vredelievende tegenstanders van geweld als politiek middel ā€“ ondersteund niet alleen door de NAVO-leden, maar met uitzondering van Rusland en China door de complete relevante statengemeenschap met hun financieel en economisch embargo ā€“ komt niet voort uit een afkeer tegen dit verschrikkelijke wapen en hangt er ook niet van af of Teheran werkelijk van plan is dit wapen te bemachtigen.

Het is veeleer zo: De Islamitische Republiek Iran ontstond uit de (in het Westen ongewenste) omverwerping van het sjah-regime; ze begrijpt zich als een staat die hogere waarden, namelijk de wet van Allah naleeft, en ze treedt militant-alternatief op tegen de hegemonie en de waarden-canon van het democratische imperialisme. Ze veroorlooft zich dus met haar anti-westerse en islamitische opstelling een soort vijandschap tegen het westerse systeem, probeert partners te winnen en biedt zich aan als partner voor staten die opponeren willen tegen het VS-overwicht. Iran bestrijdt de hegemonie van de VS in een regio waar deze “vitale belangen” hebben, van de energieverzorging en de onduidelijke machtsverhoudingen tengevolge van de “Arabische lente” tot de aanstaande omverwerping van de regering Assad in SyriĆ«; om maar niet te spreken van de nasleep van de Irak-veldtochten en van de veiligheidspartner IsraĆ«l, dat zijn staatsoprichtingsproces ten koste van de Palestijnen nog lang niet heeft voltooid. In de ogen van de VS vormt Iran bovendien een bedreiging omdat het middelen heeft om zijn anti-Amerikaanse activiteiten kracht bij te zetten. Door zijn olie-inkomsten beschikt het tot nu toe over economische en militaire potenties die hem in staat stellen Amerikaanse directieven niet alleen te negeren maar ook daartegen op te treden. Voor de door de VS geleide mooie vrije wereld van het democratische imperialisme is Iran dus een gevaarlijke stoorfactor en wordt navenant behandeld. Dat betekent: de VS en hun partners eisen en bevorderen een “regime change”.

In deze context staat dus het Iraanse nucleaire programma resp. de bestrijding daarvan door de VS en Co. Voor hen is het niet pas dan ondragelijk als daaruit een atoombom voortkomt, maar het is vanaf het begin onaanvaardbaar omdat reeds de opbouw van kerntechnologie per definitie de mogelijkheid biedt om naast kerncentrales ook kernwapens te produceren. Wat betreft de bondgenoten en partners van de VS geldt zo’ n vijandschap natuurlijk niet. Duitsland, dat evenals de ajatollahs officieel en voor alle tijden kernwapens heeft afgezworen, beschikt nochtans al lang over datgenen wat Iran nog aan het ontwikkelen is: een hoogmoderne kerntechnologie. Japan en Canada krijgen ondanks alle concurrentie om wereldmarkt en wereldmacht nooit problemen met de controle-instanties van het NPV. In tegendeel: de VS als zelfbenoemde opperste bewaker van dit verdrag gaf hen uitdrukkelijk toestemming tot ontwikkeling van het volledige nucleairtechnische spectrum. Tegenover de Republiek Iran worden de mogelijke andere toepassingen van verrijkt uranium echter als aanleiding genomen om het door het verdrag toegestane civiele gebruik van kernenergie te verbieden. In plaats daarvan wordt het inspectieregime ingezet als chicaneus controleregime, dat vooral als officieel gesanctioneerde tussenstatelijke inlichtingendienst ageert. Daarbij verzwijgen de controleurs geenszins dat Teheran het wantrouwen in zijn nucleair-technologische pogingen uitsluitend zou kunnen sussen door het programma stop te zetten.

Iran te beletten het gebruik van kernenergie zo ver te ontwikkelen dat het in staat is nucleaire wapens te bouwen, is blijkbaar een pretentieuzer doel dan alleen maar het verhinderen van een daadwerkelijke nucleaire bewapening. Dienovereenkomstig groot gedimensioneerd zou dan ook een militaire aanval moeten zijn, Ć³f door de IsraĆ«lische luchtmacht als solo-actie, dwz. slechts met logistische en wapentechnische NAVO-ondersteuning, Ć³f als joint venture met de VS. Geen wonder dat daartegen, vanwege de onafzienbare gevolgen, zelfs de generale staf van het IsraĆ«lische leger nog bezwaren opwerpt.

Vandaar dat voor Obama het repertoire van de wereldmacht ter eliminering van het Iraanse stoorgeval nog niet uitgeput is, en zijn dreiging met een militaire aanval als ultima ratio moet de al te strijdvaardige IsraĆ«lische vriend voorlopig in toom houden. Anders dan bijvoorbeeld bij het uitschakelen van Gaddafi geven de VS in het geval Iran de leidende rol niet uit handen. Er worden rechtvaardigingen gefabriceerd die de VS de bevoegdheid tot elke maatregel geven en de “statengemeenschap” noodzaken zich daarbij aan te sluiten, en die gezien hun “plompheid” en “ongeloofwaardigheid” doen denken aan het onvergetelijke optreden van Colin Powell, Bush’ s minister van Buitenlandse Zaken, in de VN-Veiligheidsraad met zijn onweerlegbare bewijzen voor de massavernietigingswapens van Irak. Een vermeend door Teheran beraamd attentaat op de Saoedische ambassadeur in de VS is volgens Amerikaanse lezing gelijk te stellen met de planning van een terroristische aanslag op Amerikaans grondgebied en komt dus in de buurt van 9/11: de Iraanse regering ā€“ een “terreurregime” dat de soevereiniteit van andere staten niet respecteert en de VS op hun eigen territorium wil aanvallen. Daaruit leidt de Obama-regering het recht af Iran aan te vallen ook zonder internationale medewerking resp. VN-mandaat. Daarop vooruitlopend scheppen de VS ingrijpende feiten, vooral de unilaterale sancties (die in het volkerenrecht gelijkstaan met krijgshandelingen) en confronteren Rusland en China zo met de vraag of ze zich dat willen laten gevallen. Duitsland en de EU maken inmiddels zonder strubbelingen deel uit van het anti-Iran-front; ze werken met eigen sancties mee aan het “verlammen” van Iran.

Hun maatregelen beogen de ruĆÆnering van Iran: alle middelen waar deze staat over beschikt, worden bestreden. Met de krachten van een supermacht wordt het voorbereidende werk gedaan om Iran definitief op de knieĆ«n te dwingen. De VS laten duidelijk blijken dat de nu in werking tredende economische sancties niet slechts het Iraanse nucleaire programma moeten blokkeren. Ze moeten Iran’s op gas- en olieverkoop berustende nationale economie ontwrichten en het land afsnijden van het internationale geldverkeer, dus alle geldbronnen uitdrogen waar het zijn weerstand tegen de VS mee financieert. Zo moet Iran internationaal geĆÆsoleerd worden.

Door de “Patriot Act” heeft de Obama-regering elk economisch verkeer met Iraanse banken als witwassen van geld en bedreiging van de “Homeland Security” gedefinieerd. Elke onderneming uit derde landen ā€“ de Amerikaanse ondernemingen is het verkeer sowieso al lang verboden ā€“ die handelsverdragen afsluit met Iran en tegelijkertijd bij een Amerikaanse bank een rekening heeft, riskeert een aanklacht wegens een zwaar vergrijp en loopt de kans te worden buitengesloten van het zakenverkeer met de VS.

Staten in het Midden-Oosten die onder president Bush nog aarzelden zich in te voegen in het front tegen Iran omdat ze niet nog een oorlog in de regio wilden, worden door het creĆ«ren van een “oorlogsachtige situatie” bij deze betrokken. Door de sancties ondervinden ook Iran’s buurlanden economische schade; en indien ze deelnemen aan de boycotmaatregelen zijn ze frontstaten tegen Iran. Daarvoor worden de Golfstaten door de VS van alle noodzakelijke militaire middelen voorzien. Als opmarsgebied voor de VS onontbeerlijk, mag Bahrein de opstand van zijn bevolking neerslaan met behulp van Saoedi-Arabische interventietroepen, en zelfs de vriendschappelijke kritiek op Saoedi-ArabiĆ« wegens “democratisch deficiet” blijft achterwege sinds de confrontatie met Iran op de agenda staat. De burgeroorlog in SyriĆ« resp. de strijders tegen de regering kunnen op veel Amerikaanse sympathie rekenenen, omdat zo een bondgenoot van Iran en zijn belangrijkste steun in het Midden-Oosten behoorlijk verzwakt wordt.

Tamelijk onverschillig registreert de democratische publieke opinie ook de overgang van de VS-regering van “the war on terror” naar een terroristische guerillaoorlog: blijkbaar voeren CIA en Mossad naast preventieve executies van leidende Iraanse wetenschappers ook sabotages uit, zoals het oplopende aantal “ongelukken” en de wormaanval op de besturingssoftware van Iraanse kerncentrales duidelijk bewijzen.

Als de regering in Teheran ā€“ in dit geval in overeenstemming met de anders hier te lande als “democratisch alternatief” voor Ahmadinedschad en de mullahs zeer gewaardeerde oppositie ā€“ van krijgshandelingen spreekt, heeft ze weliswaar gelijk; maar de VS en hun helpers voelen daardoor alleen maar hun verwachting bevestigd op de goede weg te zijn, omdat de vijand kennelijk geraakt werd als hij zich geraakt toont.

Propaganda voor verarming

vrijdag, april 13th, 2012

Hoe de bevolking klaargestoomd wordt voor bezuinigingen

De crisis op de financiƫle markten is uitgegroeid tot een staatsschuldencrisis. De reddingsmaatregelen met reusachtige staatskredieten die de financiƫle branche en de eveneens noodlijdende reƫle economie voor de collaps moesten behoeden, vormen dermate gigantische schuldenvolumes in de begrotingen dat de investeerders meer en meer hun vertrouwen verliezen. In de meeste staatspapieren investeren ze alleen nog tegen hogere rentes; niet weinige staten moeten kredietweigering vrezen. Daarmee begint de volgende fase die het uitgangspunt van de crisis op een nieuw niveau reproduceert. Ontwaarde staatspapieren, schuldenkwijtschelding als van Griekenland, het mogelijke volledige bankroet van een land: dat alles dreigt een nieuwe bankencrisis te veroorzaken, want de grote banken behoren tot de belangrijkste investeerders in staatsobligaties die steeds meer in waarde dalen. Als gevolg daarvan doemt een nieuwe, veel diepere recessie op, uiteindelijk het einde van het geld waarvan iedereen gebruik maakt. Alles staat op het spel. De cruciale kwestie in beurzen en tijdens politieke topontmoetingen luidt: wie redt de toenemend insolvent wordende redders, de staten die bij de geredde financiƫle hoofdrolspelers hun kredietwaardigheid verliezen?

Dit zijn kwesties waarbij de volkeren uitsluitend in een opzicht een rol spelen: ze zijn de flexibele massa die moet opdraaien voor alle gevolgen en vereisten die de commerciĆ«le en politieke kopstukken noodzakelijk achten. Wat de gevolgen betreft heeft de meerderheid van de bevolking in de diverse Europese lidstaten haar ontwaarding als arbeidsmateriaal al lang aan den lijve ondervonden. Tengevolge van de crisis moesten de mensen loon inleveren of ze hebben meteen hun baan verloren. Wie zijn lening niet aflossen kan, verliest zijn koopwoning en blijft met zijn schulden zitten. Wie zijn spaargeld bij zo’ n verkeerde bank als Lehmann heeft gestald, raakt ook dat kwijt. En terloops komt men te weten dat het aantal hongerlijders in de afgelopen drie jaar met 40 miljoen is gestegen, omdat grote financiĆ«le investeerders wegens gebrek aan alternatieve investeringen op de grondstof- en levensmiddelenmarkten spekuleren en het voedsel voor steeds meer mensen definitief onbetaalbaar maken.

En er ligt nog meer in het verschiet. Sinds de enorme staatsschulden dagelijks de voorpagina’ s halen, kent de mensheid de verarming niet alleen als voorbije, maar ze komt opdagen als aangekondigde vereiste, als groots opgezette politieke strategie. De sociale demontage op grote schaal, meestal gepaard met belastingverhogingen, wordt namelijk door alle euro-staten als uitstekend middel beschouwd om het vertrouwen van de financiĆ«le kapitalisten in hun staatsobligaties te herstellen. Daarbij gaat het om alles of niets: om het overleven van de euro. Duitsland, het succesmodel in Europa, gaat er prat op dat het sinds de rood-groene regering onder kanselier Schrƶder het sociale sloopwerk voorbeeldig heeft uitgevoerd, en oogst daarmee bij zijn buren geen verachting, maar respect en jaloerse blikken. Maar dat volstaat nog lang niet. Het bereikte moet gehandhaafd en uitgebouwd worden, en door de verankering van de schuldenrem in de grondwet is de verdere toepassing van het paardenmiddel gegarandeerd.

Zoiets moet de massa uiteraard verwerken. In de praktijk sowieso. Maar opdat het volk ook gewillig doet wat hem opgedragen wordt, moeten de harde ingrepen ook als intellectueel verwerkbaar voorgesteld worden om begrip en toestemming te wekken. Politiek en publieke opinie doen in ieder geval hun best om de burger te voorzien van de geestelijke oriƫntatie die nodig is om het crisisbeleid te ondergaan.

ā€œDe maatregelen van de regering zijn alternatiefloosā€

Dit is het eerste, in steen gebeitelde argument dat de regeringen het volk inprenten. De boodschap is duidelijk: tegen de achtergrond van rigide bezuinigingen moet niemand het in zijn hoofd halen om te pleiten voor het ontzien van of meer terughoudendheid tegenover gepensioneerden of sociaal zwakken. Want die is er niet, de alternatieve handelswijze die sommige organisaties of linkse politici her en der voorstellen. De regering beweert niet over het betere argument voor haar optreden te beschikken waar ze andere voorstellen als slecht onderbouwd mee verwerpt ā€“ ze ontkent simpelweg het bestaan van alternatieven. En daarmee is elk bezwaar argumentloos tot onmacht veroordeeld. De regering voert een objectieve noodzaak uit die geen andere keuze toelaat. Zo dient de mensheid het te beschouwen.

Ongetwijfeld een interessante mededeling voor de aangesproken volkeren: het herstel van dit soort economie die hen als onafwijsbaar levensmiddel wordt opgedrongen, is uitsluitend door een radicale verslechtering van hun levensomstandigheden te bewerkstelligen, en dit niet slechts tijdelijk, maar zo duurzaam als de bezuinigingsorgieƫn op AOW, gezondheid en andere sectoren gepland zijn. Niet met boze bedoelingen, maar omdat de wetmatigheden van onze economie zoiets vereisen. Serieus genomen is dit natuurlijk een vernietigend oordeel over dit economische systeem. Zo is het echter niet bedoeld; bedoeld is het als bewijs voor de noodzakelijkheid van harde ingrepen.

Daarbij heeft de met het argument objectieve noodzaak voorgeschreven verslechtering van de levensomstandigheden blijkbaar niets te maken met een fysiek tekort dat tijdelijk zou dwingen tot beperking van de leefwijze. De financiĆ«le crisis is diep ā€“ maar geen natuurramp heeft de oogsten vernietigd, geen hectare akker is verdwenen, fabriken en machines voor de productie van eetbare en nuttige dingen zijn er net zo rijkelijk als handen die zouden kunnen werken. Alle materiĆ«le voorwaarden voor een degelijke voorziening van de mensen zijn aanwezig. Maar omwille van geldopbrengsten, waar het gebruik van al deze factoren aan onderworpen is, wordt op de levensstandaard van de werkende mensheid bezuinigd opdat deze opbrengsten weer kunnen uitpakken naar tevredenheid van hun grote profiteurs. De financiĆ«le branche verliest met het oog op de opgehoopte staatsschulden haar vertrouwen in de staatspapieren en eist nieuwe bewijzen voor hun soliditeit voordat ze verdere leningen aan de staten verstrekt. Europa’s regeringen trekken alle registers open en doen het noodzakelijke. Ze verminderen hun schulden door uitgaven te verkleinen en inkomsten te vergroten; de dupe worden voornamelijk de brede massa’s in hun eigenschap als gepensioneerden, ziekenfondsverzekerden of consumenten omdat zo de tegelijkertijd noodzakelijke groei het minste schade ondervindt of zelfs bevorderd wordt. Want dit is het tweede strijdterrein: veel economische groei door uiterst goedkope arbeid, dat heeft de staat nodig om het vertrouwen van de financiĆ«le investeerders terug te winnen, en dat hebben de ondernemingen sowieso en altijd nodig. Het financiĆ«le kapitaal, de reĆ«le economie, de staat ā€“ drie instanties, een berekening: het verarmen van de massa’s is simpelweg noodzakelijk om alle balansen op orde te brengen, tijdens de crisis dringender dan ooit!

Het klopt inderdaad: in dit systeem is de slechte behandeling van de werkende mensheid alternatiefloos; maar dit systeem is niet alternatiefloos. De objectieve noodzaak waar men zich op beroept, is gemaakt; ze komt voort uit het regime van het geld dat de staat met zijn soevereine macht voor zijn soort economie bindend maakt. Het is dus alleen maar consequent als in talrijke euro-staten het sociale sloopwerk met politiegeweld wordt doorgedreven tegen het verzet van de bevolking. Want de objectieve noodzaak heeft dan toch niet de status van een natuurwet die vanuit zichzelf geldt, maar sorteert slechts in die mate effect als de staat met zijn dwang doordrukt.

ā€œDe euro moet per se gered wordenā€

Wat de regering doet is in ieder geval niet alleen alternatiefloos, maar het heeft ook een doel: de euro moet gered worden. Welke euro eigenlijk? is men geneigd te vragen. De euro op de salarisstrook van een arbeider in ploegendienst en de AOW-euro? Of de euro op de balansen van ondernemingen, banken en staatsbegrotingen? Het hoe van de redding geeft meer duidelijkheid over het wat. De politici willen de fameuze Europese geldeenheid namelijk redden door arbeiders en gepensioneerden zo veel mogelijk loon en pensioen weg te nemen, opdat de euro weer deugt voor de groei van ondernemingen, banken en een gezonde staatsbegroting.

Een logische aanpak. De euro is immers de maateenheid voor de algemene rijkdom die in een kapitalistisch land wordt voortgebracht; hij becijfert allerminst een gemeenschappelijke rijkdom. Dezelfde euro betekent dus voor de verschillende economische spelers iets zeer verschillendst. Voor een groep spelers is hij maat en materie van haar vermogen voor welks vermeerdering ze gebruik maakt van het werk van de andere groep die geen vermogen bezit en daarom steeds op zoek is naar een ondernemer die ze verrijken kan door haar werk. Voor deze groep is de euro een uiterst bescheiden en precair middel voor haar consumtie. Een klassenverschil dat zich uitdrukt in de vele nullen die het verschil maken tussen de geldsommen waar beide groepen over beschikken. Wat zijn een paar duizend euro loon vergeleken met de miljarden-voorschotten van kapitaalkrachtige investeerders! En vandaag verdiend is het loon morgen weer uitgegeven aan het levensnoodzakelijke, zodat de loonarbeiders zich opnieuw moeten inspannen voor de vermeerdering van andermans vermogen ā€“ althans als ze werk vinden. Dat is niets anders dan economische groei door uitbuiting, de normale gang van zaken in elke kapitalistische natie en in elk ander geld. Deze handelswijze hebben de euro-staten door hun monetaire unie van een bredere basis voorzien. Binnen een vergroot economisch gebied meer groei door steeds grotere kapitalistische ondernemingen met een gemeenschappelijk geld ā€“ dat is voordelig voor Europese global players in de wereldmarktconcurrentie, verschaft het bankkrediet een lonend strijdterrein en de staat veel stabiel geld dat concurreren kan met de dollar.

Dat de profiteurs van de euro-constructie deze per se willen redden, is begrijpelijk. Maar ze willen ook de slachtoffers ertoe verplichten. Ze bepleiten dus hun zaak, echter zonder dat die Ć¼berhaupt ter sprake komt. Het succesverhaal van de euro dat in omloop wordt gebracht, luidt daarom iets anders: Wij allen hebben van de euro geprofiteerd! Niet alleen beursgoeroes en naamloze vennootschappen met hun miljardenomzet, ook automonteurs met hun schamel salaris moeten zich aangesproken voelen. De onbenullige reclame dat de valutaruil voor toeristen in Europa wegvalt, wordt voor de achtergrond van de existentiĆ«le bedreiging door de crisis inmiddels niet meer verspreid. In plaats daarvan worden de Duitse exportsuccessen opgehemeld die zonder euro en eurozone niet mogelijk zouden zijn en waarvan toch iedereen iets zou hebben. Dat de arbeider zo een absurde verwisseling wordt aangeraden, ligt voor de hand. De exportopbrengsten die hem blij moeten maken, becijferen helemaal niet zijn opbrengst, maar de opbrengst die deze ondernemingen uit hem hebben behaald. Een mooi bewijs daarvoor zijn de bezwaren uit de Europese partnerlanden (zoals Frankrijk) die lijden onder de Duitse lagelonensector en de goedkope exporten omdat hun nationale ondernemingen daardoor terrein verliezen en het werklozenleger groeit.

En opdat niemand bij het tellen van zijn verdiende centen en euro’ s begint te piekeren over de samenhang tussen de indrukwekkende exportcijfers en het loon van de arbeider, gebruikt de publieke propaganda meteen de valuta waar ze al lang de situatie van het werkvolk mee opsmukt. Deze valuta heet ā€œwerkgelegenheidā€ en staat ver boven de kleingeestige vraag wat deze gelegenheid eigenlijk oplevert aan valuta waarmee het levensnoodzakelijke moet worden betaald. Het middel van de arbeider, Ć¼berhaupt loon te mogen verdienen, wordt verklaard tot het hoogste doel; daarvoor moeten loonbestanddelen zonder meer worden opgeofferd ā€“ werkgelegenheid, dat is de hoofdzaak! In dit opzicht, en uitsluitend in dit opzicht mag (niet alleen) het Duitse werkvolk zich gelukkig prijzen met de eurozone. Zonder euro en export verdwijnen namelijk miljoenen banen. Strikt genomen worden ze weliswaar door de concernchefs vernietigd als die in andere landen betere afzetkansen of goedkopere arbeidskrachten bespeuren, maar hoe dan ook: het geprezen voordeel bestaat in het gunstigste geval uit een andersoortig nadeel. De afhankelijkheid van het proletariaat van het succes van zijn aanwenders is het gehele overtuigingsargument; het is identiek met de chantage het succes van ondernemingen in de eurozone verder te bevorderen door nagenoeg onbeperkte werkwilligheid en offerbereidheid inzake salaris en loon.

*

Dit fantastische systeem is door de crisis behoorlijk in wanorde geraakt. En ook daarover moet de werkende bevolking voorgelicht worden: hoe in de beste van alle mogelijke werelden zo’ n ontsporing kon gebeuren die niet weinige mensen met bestaansonzekerheid confronteert en waarvoor zij nu in elk opzicht moeten instaan…

Meer over de propaganda (zoals bijvoorbeeld het vervangen van kritiek door de uitgebreide zoektocht naar schuldigen) die de volkeren te horen krijgen om hun verarming te aanvaarden in: Gegenstandpunkt 4 ā€“ 2011