1. Dagelijks op alle zenders, in alle kranten dezelfde noodkreet: de mens heeft het milieu verknoeid en de klimaatverandering is onomkeerbaar; de wetenschappelijke cijfers en computermodellen voorspellen eenduidig droogte en overstromingen, de mens moet dringend maatregelen nemen om te kunnen overleven. Sir Nicholas Stern, “geen milieuactivist of ‘ecofreak’ maar ex-vice-president van de Wereldbank”, heeft deze boodschap reeds 2006 in een vorm gepresenteerd die het gewone begrips- en voorstellingsvermogen niet te boven gaat: hij heeft namelijk “complexe fysische processen omgerekend in een eenheid waarmee de mensen dagelijks omgaan: geld”. (FAZ 25.11.06) Deze Londonse Sir heeft de klimaatcatastrofe van een prijskaartje voorzien, “5,5 biljoen euro” gaat het kosten als er niets aan het probleem wordt gedaan. En waardoor wordt het veroorzaakt? Door de rampzalige werking van het “versterkte broeikaseffect”. Om daarvan te schrikken moet men wel de ogen voor allerlei andere zaken sluiten – namelijk voor de gevolgen van de heersende geldeconomie die het leven op aarde en zijn nood dicteert, en die ook zonder klimaatopwarming bijvoorbeeld ervoor zorgt dat heel Zwart-Afrika zijn status als armenhuis en hongercontinent in de globale markteconomie niet kwijtraakt; en al helemaal misplaatst is de navraag of er niet een bepaalde samenhang bestaat tussen de kapitalistische productiewijze en de “catastrofe voor de mensheid” – want schuld hebben wij allen aan de globale opwarming “door menselijke activiteiten als transport en industrie”. De economische en politieke hoofdrolspelers met hun belangen en berekeningen spelen vooralsnog geen rol in dit scenario, ofschoon niet “de mens” maar zij bijvoorbeeld de nationale energievoorziening op fossiele brandstof baseren omdat deze tot dusver de goedkoopste energiebron voor de groei van een profijtelijke nationale economie is; en ook niet “de mens” maar zij gebruiken kwistig de atmosfeer als gratis afvaldeponie voor kooldioxide en andere ongezonde emissies van het kapitalistische output- en verbrandingsproces. Wat betreft “onze manier van economie bedrijven” luidt dus de indrukwekkende aanklacht: “de geïndustrialiseerde mens” met zijn “niets ontziend” verbruik van energie, opgewekt uit veel te veel koolstof bevattende energiebronnen, zorgt voor de verwoestende “antropogene invloed” op het klimaat op aarde.
2. Na de opheldering van de schuldvraag komt dan toch nog het kapitalisme aan de orde – en hoe! Het publiek is opgeschrikt en dient zich vervolgens af te vragen, wat dit toekomstbeeld eigenlijk betekent en welke werkelijke bedreigingen in aantocht zijn. Werkelijk bedreigd is onze mooie markteconomie, gedupeerd is het kapitalisme omdat het – waarvan zoals bekend alles afhankelijk is – ernstige schade zal oplopen. Het begint met de ontbrekende sneeuw. Dat men op grond van te milde winters niet meer kan skiën, is wellicht beklagenswaardig maar eigenlijk is de commercie van de toerisme-industrie de dupe als er in de Alpenlanden volgens de OECD-studie slechts twee wintersportplaatsen overblijven. Dat geeft te denken en is bovendien slechts het begin. Het totale globale zakenleven zal erg veel last krijgen van te hete zomers, smeltende gletsjers en de verzuring van de zee; dat maakt de opwarming tot een “urgent mondiaal probleem”. Klimaatverandering kost geld, veel geld en zal in toekomst ten koste gaan van “onze” economische groei en ook de werkgelegenheid van de “werknemers” zal daarvan niet verschoond blijven. Uitgerekend de productiewijze die wereldwijd mens en natuur exploiteert en verbruikt, ondervindt hinder en schade en is daarom het beschermingswaardige slachtoffer wanneer het globale kapitalisme met zijn ongezonde emissies ook nog de tot nu toe enigszins intacte atmosfeer verpest. Het niets ontziende markteconomische gebruik van mens en natuur rendeert uiteindelijk niet – een duidelijk geval van “het grootste falen van de marktwerking ooit”. (Nicholas Stern) Dat moet de “onzichtbare hand” wakker schudden. De daarvoor duizelingwekkende cijfers heeft de competente autoriteit Sir Nicholas, die moeiteloos windsnelheden in euro’s meet en “complexe fysische processen” naar economische risicoanalyses vertaalt, met behulp van de verzekeringswiskunde laten berekenen. Zegge en schrijve 5,5 biljoen euro, 20 procent van de “economische kracht”, bedraagt de schade door klimaatverandering voor de bezitters van deze kracht – die weliswaar ook bij “de mensheid” horen maar een uiterst kleine minderheid vormen. Zo’n dreigende ernstige “recessie” kan een behoorlijk functionerende markteconomie niet verdragen! Zo luidt de kritische bedenking tegen de ecologische vernieling die juist door diezelfde markteconomie wordt aangericht, en dat is het doorslaggevende argument voor de noodzakelijkheid van meer klimaatbescherming in de “beste van alle mogelijke werelden”.
3. Na het slechte het goede bericht; Sir Nicholas en de vrije pers kunnen het ongeruste publiek kalmeren: het deel van “de mensheid” dat de “economische kracht” commandeert en daarvan profiteert, zal er voortaan nauwelijks omheen kunnen in zijn economische groeiberekeningen de klimaatbescherming een hogere prioriteit te geven dan tot dusver – puur uit eigenbaat. Ook dat heeft de Sir ontdekt: klimaatbescherming kost minder dan men vermoedt en rendeert meer voor het bedrijfsleven dan men denkt. Deze verzoening tussen ecologie en economie geeft de wereld hoop. Stern’s kosten-baten-berekening laat zien dat maar “1 procent van het jaarlijkse globale bruto nationaal product zou voldoen om het ergste nog af te wenden… De aarde blijft een hitteschok van 5 of meer graden bespaard. In plaats daarvan komt ze weg met een opwarming van 2 à 3 graden. Wie ook dat verhinderen wil, zal met een kostenexplosie kampen… Stern beschouwt de investeringen in de klimaatbescherming als een reusachtig subsidieprogramma; het zal tot nieuwe economische bloei leiden; een 550 miljard dollar toekomstmarkt voor klimaatvriendelijke techniek in 2050… etc.” (verschillende persberichten) Hoeveel redding van het wereldklimaat in onze prachtige productiewijze principieel mogelijk is, dat hangt uiteraard ervan af of de uitgaven voor klimaatbescherming economisch renderen. Als men de ecologische schades die de vrije markteconomie aanricht wil verhinderen, ontstaan voor de geldende calculaties kosten – en die hebben zich uiteraard door baten te rechtvaardigen. Klimaatbescherming moet het bruto nationaal product beschermen en mag geenszins uitgroeien tot “kostenexplosies”. Het milieu niet te beschadigen of de beschadiging zelfs terug te draaien, vraagt simpelweg te veel van de kapitalistische balansen, meer dan “het ergste af te wenden” kan men redelijkerwijs van de markteconomische protagonisten en profiteurs dan ook niet vergen; bij het indammen van de ecologische schades mag het globale bruto nationaal product natuurlijk geen schade oplopen. Als “1 procent van de wereldeconomische kracht voldoet om 20 procent schade te vermijden” dan is ook in ecologisch opzicht de catastrofe afgewend. Het wereldkapitalisme kan met luttele “2 of 3 graden” opwarming van de aarde tamelijk goed leven, dus zowel de globale flora en fauna als de mensheid komen er met een dergelijke broeikas goed van af; men kan opgelucht adem halen; behalve een paar hongerlijders: “Alleen in Afrika verwacht Stern 40 tot 60 miljoen extra slachtoffers bij een globale temperatuurstijging om 2 graden”. (Spiegel 45/06) Bij een zo wel gedoseerde, redelijk goedkope zuivering van de atmosfeer kan in een vrije wereldeconomie uiteraard ook de particuliere winstmakerij aan de klimaatbescherming iets verdienen. Dat is immers de interessante keerzijde van de “klimaatschok”: hij biedt ook kansen; de klimaatvervuiling van het geglobaliseerde kapitalisme behelst een reusachtig lucratief potentieel dat door “nieuwe technologie” te veroveren valt, waarbij “steeds strengere grenswaarden” bij wijze van uitzondering welkom zijn, vooral in landen die hightech windmolens en soortgelijke toekomsttechnologie exporteren. En ook de politiek wil haar verantwoordelijkheid op zich nemen. Terwijl “de mens” boompjes plant om de klimaatverandering tegen te gaan, pakken de markteconomische mogendheden het probleem groter aan; wie profiteert het meest van de redding van het klimaat, wie neemt de leiding en mag voorschriften afkondigen, welke natie wentelt de kosten op de andere af?…, kortom: ook om de “verzoening van economie en ecologie” woedt de concurrentie tussen de staten.