Archive for mei, 2007

Klimaatverandering: catastrofe voor de mensheid

woensdag, mei 16th, 2007

1. Dagelijks op alle zenders, in alle kranten dezelfde noodkreet: de mens heeft het milieu verknoeid en de klimaatverandering is onomkeerbaar; de wetenschappelijke cijfers en computermodellen voorspellen eenduidig droogte en overstromingen, de mens moet dringend maatregelen nemen om te kunnen overleven. Sir Nicholas Stern, “geen milieuactivist of ‘ecofreak’ maar ex-vice-president van de Wereldbank”, heeft deze boodschap reeds 2006 in een vorm gepresenteerd die het gewone begrips- en voorstellingsvermogen niet te boven gaat: hij heeft namelijk “complexe fysische processen omgerekend in een eenheid waarmee de mensen dagelijks omgaan: geld”. (FAZ 25.11.06) Deze Londonse Sir heeft de klimaatcatastrofe van een prijskaartje voorzien, “5,5 biljoen euro” gaat het kosten als er niets aan het probleem wordt gedaan. En waardoor wordt het veroorzaakt? Door de rampzalige werking van het “versterkte broeikaseffect”. Om daarvan te schrikken moet men wel de ogen voor allerlei andere zaken sluiten – namelijk voor de gevolgen van de heersende geldeconomie die het leven op aarde en zijn nood dicteert, en die ook zonder klimaatopwarming bijvoorbeeld ervoor zorgt dat heel Zwart-Afrika zijn status als armenhuis en hongercontinent in de globale markteconomie niet kwijtraakt; en al helemaal misplaatst is de navraag of er niet een bepaalde samenhang bestaat tussen de kapitalistische productiewijze en de “catastrofe voor de mensheid” – want schuld hebben wij allen aan de globale opwarming “door menselijke activiteiten als transport en industrie”. De economische en politieke hoofdrolspelers met hun belangen en berekeningen spelen vooralsnog geen rol in dit scenario, ofschoon niet “de mens” maar zij bijvoorbeeld de nationale energievoorziening op fossiele brandstof baseren omdat deze tot dusver de goedkoopste energiebron voor de groei van een profijtelijke nationale economie is; en ook niet “de mens” maar zij gebruiken kwistig de atmosfeer als gratis afvaldeponie voor kooldioxide en andere ongezonde emissies van het kapitalistische output- en verbrandingsproces. Wat betreft “onze manier van economie bedrijven” luidt dus de indrukwekkende aanklacht: “de geïndustrialiseerde mens” met zijn “niets ontziend” verbruik van energie, opgewekt uit veel te veel koolstof bevattende energiebronnen, zorgt voor de verwoestende “antropogene invloed” op het klimaat op aarde.

2. Na de opheldering van de schuldvraag komt dan toch nog het kapitalisme aan de orde – en hoe! Het publiek is opgeschrikt en dient zich vervolgens af te vragen, wat dit toekomstbeeld eigenlijk betekent en welke werkelijke bedreigingen in aantocht zijn. Werkelijk bedreigd is onze mooie markteconomie, gedupeerd is het kapitalisme omdat het – waarvan zoals bekend alles afhankelijk is – ernstige schade zal oplopen. Het begint met de ontbrekende sneeuw. Dat men op grond van te milde winters niet meer kan skiën, is wellicht beklagenswaardig maar eigenlijk is de commercie van de toerisme-industrie de dupe als er in de Alpenlanden volgens de OECD-studie slechts twee wintersportplaatsen overblijven. Dat geeft te denken en is bovendien slechts het begin. Het totale globale zakenleven zal erg veel last krijgen van te hete zomers, smeltende gletsjers en de verzuring van de zee; dat maakt de opwarming tot een “urgent mondiaal probleem”. Klimaatverandering kost geld, veel geld en zal in toekomst ten koste gaan van “onze” economische groei en ook de werkgelegenheid van de “werknemers” zal daarvan niet verschoond blijven. Uitgerekend de productiewijze die wereldwijd mens en natuur exploiteert en verbruikt, ondervindt hinder en schade en is daarom het beschermingswaardige slachtoffer wanneer het globale kapitalisme met zijn ongezonde emissies ook nog de tot nu toe enigszins intacte atmosfeer verpest. Het niets ontziende markteconomische gebruik van mens en natuur rendeert uiteindelijk niet – een duidelijk geval van “het grootste falen van de marktwerking ooit”. (Nicholas Stern) Dat moet de “onzichtbare hand” wakker schudden. De daarvoor duizelingwekkende cijfers heeft de competente autoriteit Sir Nicholas, die moeiteloos windsnelheden in euro’s meet en “complexe fysische processen” naar economische risicoanalyses vertaalt, met behulp van de verzekeringswiskunde laten berekenen. Zegge en schrijve 5,5 biljoen euro, 20 procent van de “economische kracht”, bedraagt de schade door klimaatverandering voor de bezitters van deze kracht – die weliswaar ook bij “de mensheid” horen maar een uiterst kleine minderheid vormen. Zo’n dreigende ernstige “recessie” kan een behoorlijk functionerende markteconomie niet verdragen! Zo luidt de kritische bedenking tegen de ecologische vernieling die juist door diezelfde markteconomie wordt aangericht, en dat is het doorslaggevende argument voor de noodzakelijkheid van meer klimaatbescherming in de “beste van alle mogelijke werelden”.

3. Na het slechte het goede bericht; Sir Nicholas en de vrije pers kunnen het ongeruste publiek kalmeren: het deel van “de mensheid” dat de “economische kracht” commandeert en daarvan profiteert, zal er voortaan nauwelijks omheen kunnen in zijn economische groeiberekeningen de klimaatbescherming een hogere prioriteit te geven dan tot dusver – puur uit eigenbaat. Ook dat heeft de Sir ontdekt: klimaatbescherming kost minder dan men vermoedt en rendeert meer voor het bedrijfsleven dan men denkt. Deze verzoening tussen ecologie en economie geeft de wereld hoop. Stern’s kosten-baten-berekening laat zien dat maar “1 procent van het jaarlijkse globale bruto nationaal product zou voldoen om het ergste nog af te wenden… De aarde blijft een hitteschok van 5 of meer graden bespaard. In plaats daarvan komt ze weg met een opwarming van 2 à 3 graden. Wie ook dat verhinderen wil, zal met een kostenexplosie kampen… Stern beschouwt de investeringen in de klimaatbescherming als een reusachtig subsidieprogramma; het zal tot nieuwe economische bloei leiden; een 550 miljard dollar toekomstmarkt voor klimaatvriendelijke techniek in 2050… etc.” (verschillende persberichten) Hoeveel redding van het wereldklimaat in onze prachtige productiewijze principieel mogelijk is, dat hangt uiteraard ervan af of de uitgaven voor klimaatbescherming economisch renderen. Als men de ecologische schades die de vrije markteconomie aanricht wil verhinderen, ontstaan voor de geldende calculaties kosten – en die hebben zich uiteraard door baten te rechtvaardigen. Klimaatbescherming moet het bruto nationaal product beschermen en mag geenszins uitgroeien tot “kostenexplosies”. Het milieu niet te beschadigen of de beschadiging zelfs terug te draaien, vraagt simpelweg te veel van de kapitalistische balansen, meer dan “het ergste af te wenden” kan men redelijkerwijs van de markteconomische protagonisten en profiteurs dan ook niet vergen; bij het indammen van de ecologische schades mag het globale bruto nationaal product natuurlijk geen schade oplopen. Als “1 procent van de wereldeconomische kracht voldoet om 20 procent schade te vermijden” dan is ook in ecologisch opzicht de catastrofe afgewend. Het wereldkapitalisme kan met luttele “2 of 3 graden” opwarming van de aarde tamelijk goed leven, dus zowel de globale flora en fauna als de mensheid komen er met een dergelijke broeikas goed van af; men kan opgelucht adem halen; behalve een paar hongerlijders: “Alleen in Afrika verwacht Stern 40 tot 60 miljoen extra slachtoffers bij een globale temperatuurstijging om 2 graden”. (Spiegel 45/06) Bij een zo wel gedoseerde, redelijk goedkope zuivering van de atmosfeer kan in een vrije wereldeconomie uiteraard ook de particuliere winstmakerij aan de klimaatbescherming iets verdienen. Dat is immers de interessante keerzijde van de “klimaatschok”: hij biedt ook kansen; de klimaatvervuiling van het geglobaliseerde kapitalisme behelst een reusachtig lucratief potentieel dat door “nieuwe technologie” te veroveren valt, waarbij “steeds strengere grenswaarden” bij wijze van uitzondering welkom zijn, vooral in landen die hightech windmolens en soortgelijke toekomsttechnologie exporteren. En ook de politiek wil haar verantwoordelijkheid op zich nemen. Terwijl “de mens” boompjes plant om de klimaatverandering tegen te gaan, pakken de markteconomische mogendheden het probleem groter aan; wie profiteert het meest van de redding van het klimaat, wie neemt de leiding en mag voorschriften afkondigen, welke natie wentelt de kosten op de andere af?…, kortom: ook om de “verzoening van economie en ecologie” woedt de concurrentie tussen de staten.

De G8-top in Heiligendamm – en zijn critici

zondag, mei 13th, 2007

De bevoegde regering aan de ene, globaliseringscritici aan de andere zijde maken zich op voor het grote gebeuren begin juni in de badplaats Heiligendamm. Duitsland is gastheer voor de andere grote 7 wereldmachten en een seizoen lang hun woordvoerder die de agenda van de bijeenkomst bepaalt en na afloop haar communiqué mag voorlezen. Voldoende reden voor organisatoren en tegenstanders om de twee dagen in het luxehotel als de belangrijkste wereldpolitieke termijn van het jaar te beschouwen en alles te ondernemen om het evenement tot een succes voor de gastheer te maken, resp. om een dergelijk succes demonstratief te verhinderen. Zal bondskanselier Merkel “goed voor de dag komen”, zullen de acht “hun grote verantwoording beseffen”? Empatisch leeft de publieke opinie zich in de wereldleiders in en neemt het zelfportret van de politiek over: er moet iets belangrijks aan de hand zijn als de chefs van de grote mogendheden elkaar bezoeken, voor elkaar hun macht representeren en elkaar bevestigen dat zij de wereldmachten zijn van wie alles afhangt. De macht van de groten over andere staten geldt in deze kring gewoonweg als hoogstaande verantwoordelijkheid voor de wereld en haar verbetering. De problemen – van de wereldeconomie, van de armoede, van de oorlogen, van de milieuvervuiling – willen zij zonder eigen toedoen hebben aangetroffen; wat hun ontstaan betreft zijn zij helaas onmachtig, maar tot oplossing zijn zij en alleen zij geroepen, deze verantwoordelijkheid moeten zij op zich nemen. Om de problemen van de wereld op te lossen, kan hun macht over de wereld niet groot genoeg zijn. Zoveel zelfverheerlijking van de rijkste en machtigste staten levert de top in ieder geval op – en bovendien, naast het beeld van een wereldorde die aan verbetering toe en voor verbetering vatbaar is, de boodschap dat haar drijvende krachten ten behoeve van de probleemoplossingen moeten coöpereren.

Dat het om de aanpak van problemen zou moeten gaan: dat vinden ook de critici van de “globalisering” – zij prefereren echter andere oplossingen dan de “neoliberale concepten” die zij voor “een wereld van oorlog, van honger, van sociale verdeeldheid, van milieuvervuiling, van muren tegen migranten en vluchtelingen” verantwoordelijk achten. Zij betwisten en beschadigen naar beste vermogen het zelfportret dat de grootmachten als weldadige hegemonen toont – en bevinden zich met hun protest op hetzelfde ideologische vlak: in plaats van de problemen van de wereld aan te pakken, doet de politiek niets of het verkeerde; in plaats van het winstbejag van de multinationals te beteugelen, maken zich de nationaalstaten tot hun knechten; in plaats van de verliezers van de concurrentie een aandeel in de opbrengst van de globale markteconomie te gunnen, sluiten zij hen buiten. De protestbeweging bekritiseert de “dominantie van de G8″ als meedogenloos egoïsme, absoluut onverantwoord tegenover de rest van de mensheid, zonder legitimatie vanwege hun incompetentie tot totstandbrenging van een betere wereld. En de G8-top beschouwen zij als de plaats waar de verbonden rijken onderling afspreken hoe zij de arme landen voortaan nog beter kunnen plunderen. – De vraag of de acht hun “verantwoordelijkheid” nakomen, het eens worden over het management van de urgente problemen of “slechts” op hun eigen voordeel uit zijn, “eindelijk” handelen in plaats van palaveren, mist de kern van de zaak, die de leiders op hun top met pracht en praal en veiligheidsmaatregelen representeren, echter in tweeërlei opzicht:

1. De leidende industrienaties ontmoeten elkaar als beschermheren van een wereldmarkt die alles andere is dan een instelling voor de verzorging met nuttige goederen en hun verdeling onder de volkeren. Een afspraak over de internationale arbeidsverdeling is hij al helemaal niet; en de wereldorde waarop de chefs van de geciviliseerde wereld toezicht houden, is allesbehalve een overeenkomst ter gemeenschappelijke bijlegging van gewapende conflicten. De strijd om de toe-eigening van nationale rijkdom uit de globale concurrentie maakt de kern uit van hun internationale betrekkingen. Wat anders dan de macht die zij zo verkrijgen zou hen legitimeren over het levensonderhoud van 6 miljard mensen te beslissen? De G8 organiseren dus geen misbruik van hun macht: ellende en geweld zijn het stelselmatige en noodzakelijke product van hun “vitale belangen” waarvoor zij wereldwijd respect opeisen. Zij “falen” niet bij de oplossing van problemen, zij creëren deze. Zij hameren erop dat dezelfde macht waarmee zij de mensheid problemen bezorgen, de sleutel tot hun oplossing is. Vandaar dat zij op hun samenkomsten ook niet over de problemen beraadslagen die de geregeerden met hen hebben, maar over het soort problemen dat zijzelf met de collaterale schades van hun wereldorde hebben. Zo behandelen zij onder het agendapunt “aids en armoedebestrijding” het voor hen lastige aantal staten dat aan de geëtableerde concurrentievoorwaarden van de wereldmarkt te gronde gaat. “Failing states” veroorzaken chaos in hele regio’s; dat bemoeilijkt het marginale zaken doen dat daar nog mogelijk was; en vluchtelingengolven die bijgevolg hun kusten bereiken, zien de metropolen van het kapitalisme niet zo graag…

2. Daarover zijn de opzichters en profiteurs van de actuele wereldorde tamelijk eensgezind: elke G8-top documenteert hun wil de scheiding tussen vele arme en weinige rijke landen te consolideren en verstoringen van deze hiërarchie tegen te gaan. Daarom getuigt elke top er echter ook van hoe het gesteld is met de gecelebreerde saamhorigheid van de groten. De kapitalistische rijkdom om die zij wedijveren, dient de macht van hun respectievelijke natie te vergroten: dat heeft ook tussen hen een hiërarchie tot stand gebracht. Zij concurreren met elkaar om de vraag wie de wereld als bron van rijkdom exploiteert, allianties smeedt en achtertuinen overheerst, oorlogen voert, vrede sticht – kortom: wie de rol als leidende mogendheid van de mogendheden toekomt. Dat laat de G8-top met de geboden diplomatieke huichelarij zien. Wat sinds oudsher als strijd om “thema’s en woordvoerderschap” geënsceneerd werd, zorgt dit keer ervoor dat de stand van hun betrekkingen het beste gekenmerkt wordt door onderwerpen die wellicht niet op de officiële agenda zullen staan: namelijk alle affaires waarbij de leden van de “Group of 8″ als militaire wereldordebewaarders steeds onverbiddelijker onderling in conflict geraken. Het jaarlijkse ritueel vindt immers in een situatie plaats waarin de gemeenschappelijke controle van de wereld door de zeven staten die “het vrije westen” vormen min of meer verbroken is. Op zijn laatst sinds de Irak-oorlog is hun strategische eendracht verleden tijd. Iedereen is onverholen bezig de eigen macht ten koste van de anderen uit te bouwen. De VS eisen onvoorwaardelijke volgzame ondersteuning voor haar oorlogen en accepteert de oude bondgenoten alleen nog als steeds oproepbare “coalitie van de willigen”. Duitsland, Frankrijk en andere staten weigeren deze rol en zelfs in de Afghanistan-oorlog, die zij samen met de leidende mogendheid Amerika voeren, verlenen zij slechts onder voorbehoud militaire bijstand. De G8-partner Rusland beschouwt de nieuwe VS-rakettenafweersystemen als direct tegen zijn eigen status gerichte bewapening en wordt door zijn partners ervan beschuldigd de Koude Oorlog te doen herleven. De kernstaten van het oude Europa zien dat project als doelgerichte splitsing van de EU, Amerika’s poging om de groei van de Unie tot een ook militair bekwame protagonist te dwarsbomen. Per saldo logenstraft de G8-top volstrekt de schijn van coöperatie – en hij vindt alleen nog plaats omdat door een afzegging in feite een nieuwe concurrentiesitituatie zou ontstaan. Dat echter wil tegenwoordig niemand. Zolang geen van de partners de opzegging van hun diverse bondgenootschappen, die zij daadkrachtig ontwrichten, opportuun acht, koesteren zij onverdroten hun partnerschap en strijden onderling om leiderschap. Een of ander thema laat zich daarvoor zeker vinden: wie neemt het initiatief betreffende het klimaat, wie domesticeert Iran, wie wijst Putin terecht…

Dat alles is de organisatoren een 13 miljoen-hek rondom Heiligendamm waard. Bij de beraadslaging over hun openlijk uitgedragen en onuitgesproken geweldkwesties en concurrentieaffaires willen zij met rust gelaten worden; daarom zijn ze niet gediend van kritiek van onbevoegde zijde. Wie tegen de toestand van de wereld en de toonaangevende mogendheden protest noodzakelijk acht, zou moeten weten waarmee en met wie hij het te maken heeft.

Het geld

vrijdag, mei 11th, 2007

Geld moet men hebben, niet verklaren; dat spreekt vanzelf voor een levenservaren moderne burger. Als er al iets te verklaren valt omtrent het geld dan het probleem, hoe men het gemakkelijkst aan zoveel mogelijk komt; het praktische verstand van de verlichte beroepsbevolking is daarmee in ieder geval volop in beslag genomen.

Dat is fataal. Want wie zich door de onontkoombare dwang geld te verdienen alleen maar aangemoedigd ziet daaraan succesvol te voldoen, die blijft niet alleen verstrikt in een dwangsysteem waarvan hij vast en zeker niets dan schade ondervindt. Die begaat bovendien de allerminst noodzakelijke fout zich kritiek- en begriploos affirmatief op te stellen. Dan helpen ook ergernis en bezwaren over de onvermijdelijke gevolgen niet verder: over stress bij het geld verdienen, over schaarse inkomsten, over hoge prijzen en überhaupt over nijpend gebrek hier en schandelijke rijkdom daar. Wie het geld niet begrijpen wil, moet over zijn ongelijke verdeling niet zeuren.

Wie het ding begrijpen wil dat op de bekende totalitaire manier en zeker niet ten bate van de grote meerderheid het handelen, streven en denken van de inzittenden van het globale markteconomische gekkenhuis beheerst, kan van de economische wetenschap geen hulp verwachten. Die staat zo stellig op het standpunt dat de geldeconomie vanwege haar quasi automatisch functioneren hoog te waarderen zou zijn, dat zij de functie van het geld als de universele bemiddelaar tussen alle functionele bestanddelen van de geldeconomie constateert en helemaal niet begrijpt, wat er behalve deze tautologie verder nog uit te leggen zou kunnen zijn over een economie die heel het produceren en consumeren, het totale levensproces van de maatschappij aan de objectieve dwang van het geld verdienen onderwerpt. Uitkomst biedt hier, ondanks haar eerbiedige leeftijd van bijna 150 jaar, de “Kritiek op de politieke economie” van Marx. Hij heeft niet ontkend dat de kapitalistische economie functioneert; maar hij zag daarin geen reden om zich het nadenken te ontzeggen over wat daar functioneert. Dat hij dan het begrip ‘algemeen equivalent’, waarmiddels de waren worden geruild, tot kritiek op dit economische ding heeft ontwikkeld, ligt aan het ding: daaraan dat het geld een maatschappelijke geweldsverhouding belichaamt en kwantificeert waaraan de maatschappelijke arbeid onderworpen is. Marx komt de verdienste toe dat hij zich noch door verantwoordingsvolle vooringenomenheid, noch door methodische vooraf-overwegingen heeft laten weerhouden van de analyse van het geld – en al helemaal niet door kennistheoretische bedenkelijkheden of het ontraadselen van deze fetisj van de burgerlijke wereld überhaupt mogelijk is en hoe dat eventueel zou kunnen lukken.

Met de laatstgenoemde geestelijke activiteit hebben zich, zeer tot nadeel van hun kennis over de kapitalistische economie, vele linkse mensen bezig gehouden die bij Marx opheldering wilden vinden over de maatschappelijke dwangverhouding van het geld, waaraan de markteconomisch afgerichte mensheid laboreert. Zij hebben de eerste drie hoofdstukken van het eerste deel van “Het kapitaal” bestudeert en domweg uit het oog verloren of niet eens ontdekt dat deze hoofdstukken over de algemeen bekende alledaagse kapitalistische bedoening gaan, en dat daarvan geen spaan heel blijft als men dat gedoe begrijpt en niet welwillend daarnaar beoordeelt dat men prachtige dingen kan kopen als het geld toereikend is. Om de aandacht van geïnteresseerde mensen op dit punt te vestigen – dus niet om de geldanalyse van Marx te verbeteren of te vervangen – heeft het auteurscollectief, dat verantwoordelijk is voor het tijdschrift “Gegenstandpunkt”, al in meerdere oudere publicaties tegen de goede reputatie van het geld gepolemiseerd en in andere artikelen enkele belangrijke argumenten uitvoerig uiteengezet. Omdat de geestestoestand van de natie, inclusief die van linkse mensen en antikapitalistisch ingestelde globaliseringscritici , niet verbeterd is, brengen wij sommige van deze artikelen min of meer bewerkt opnieuw uit, zonder voor de herhaling van centrale gedachten terug te deinzen – behalve de hoop dat deze of gene lezer in een passus ontdekt wat hij in een andere over het hoofd heeft gezien, steekt er geen diepere bedoeling achter. Het laatste hoofstuk over “Het geld van de staat” gaat een stuk verder dan de beoogde hulp bij het begrijpen van de omineuze “arbeidswaardeleer” van Marx: het gaat over onderwerpen die Marx in zijn boeken over de staat en over de wereldmarkt zou hebben behandeld als hij daaraan was toegekomen.

(c) Gegenstandpunkt Verlag 2007

Dit is het voorwoord van het aanbevelenswaardige boek “Das Geld”, dat de “veelgeprezen prestaties van de ‘snode mammon'” behandelt; te bestellen bij: Gegenstandpunkt Verlag München, ISBN 978-3-929211-11-5