Archive for oktober, 2009

Crisislessen

woensdag, oktober 14th, 2009

De wereldwijde economische crisis begint inmiddels aan haar derde jaar en de verschijnselen, die iedere krantenlezer en tv-kijker kent, zijn net zo weerzinwekkend als leerrijk. Het verloop, de bereikte toestand, de politieke behandeling en publieke becommentariëring van de mondiale malaise brengen de praktijken, vereisten en noodzakelijkheden van het gewone markteconomische zakenleven buitengewoon drastisch aan het licht en daarmee de absurde, voor de normale mensheid schadelijke constructieprincipes van de markteconomische winstmakerij – samenhangende fenomenen die anders, in “crisisvrije tijden”, uit gewoonte onverschillig geaccepteerd of helemaal niet waargenomen worden. Natuurlijk is de crisis niet vanzelf, quasi automatisch, leerzaam; net zomin als het gewone economische leven dat ze zo veelzeggend door elkaar schudt. De “vijfde macht” in de samenleving, de vrije media, voorziet het publiek van interpretaties die het actuele economische gebeuren als consequenties van onachtzame of ook opzettelijke regelovertredingen beschrijven; zo krijgt de – net behoorlijk van slag geraakte – markteconomische normaliteit alleen daarom al het kwaliteitskenmerk boven elke kritiek verheven te zijn omdat daar alles functioneert wat markteconomisch moet functioneren. Een uiterst affirmatieve kijk op de dingen; hij vindt algemene instemming daar hij inhaakt op de praktijk van een aangepaste levensmanier, het uit geld verdienen en kopen, sparen en schulden maken samengestelde alledaagse bestaan als alternatiefloos en vanzelfsprekend voorstelt en, complementair daarmee, de crisis niet als logisch gevolg, maar als afwijking van de regel duidt. De ontevredenheid waarmee de gewoontegetrouwe aanpassing regelmatig gepaard gaat, mag met het oog op de veel grotere beschadigingen door de crisis getroost worden vergeten; de ergernis over de gevolgen van de crisis wordt moreel begeleid en verzacht: door de succesvolle opsporing van schuldigen die “ons allemaal” – de fictieve solidaire gemeenschap van crisisslachtoffers: van serieuze kredietinstellingen tot en met net ontslagen werknemers – in het ongeluk zouden hebben gestort, godzijdank slechts tijdelijk. Wie het preciezer wil weten, wordt doodgegooid met toelichtingen over de techniek van hoogcomplexe financiële zaken, informaties die, wat reden en doel van de “haute finance” betreft, het tegendeel van voorlichting vormen; er wordt in ieder geval noch de regel noch de uitzondering uitgelegd – en al helemaal niet het verband tussen de bejammerde en vervloekte afwijkingen en de regels die ervoor zorgen dat reeds de functionerende markteconomische normaliteit ten koste gaat van de “onzelfstandige” meerderheid, en die de loop van de crisis zelf reguleren.

Dat moet dus verklaard worden. Zo leerrijk de crisis ook is: de moeite van het (om)leren bespaart ze haar slachtoffers niet

Om direct met de hoofdzaak te beginnen, de bron van inkomsten waarvan de grote massa in het markteconomische systeem inderdaad alternatiefloos afhankelijk is: in de crisis ondervinden nog aanzienlijk meer mensen dan anders aan den lijve of beleven van dichtbij mee dat loondienst een uiterst precaire aangelegenheid is. Dit ervaringsfeit is uiteraard ook in normale tijden niet onbekend, en de reden daarvoor is ook geen raadsel: geld krijgt men uitsluitend als de uitgave voor de werkgever loont – voor de winst van zijn bedrijf; maar publieke werkgevers calculeren uiteindelijk ook niet anders. Vandaar dat voor zo weinig geld mogelijk maximale prestaties worden geëist; en waar dergelijke werkgelegenheid desondanks niet rendeert, wordt op de mens – namelijk op het geld dat hij verdient bezuinigd. Dat weet men; iedereen houdt daarmee enigszins rekening en verwacht – op de een of andere wijze – nadelige invloeden op zijn eigen “levensstandaard”. Wanneer dan echter, zoals momenteel, de ontslagen steeds talrijker worden, personeelsstop afgekondigd wordt, inlevering van loon en arbeidstijdverlenging in het kader van “werkgelegenheids- programma’s” ook niet meer helpen en het moeizaam verdiende “burgerlijke bestaan” kapot gaat, dan is de private consternatie toch groot, het publieke lamento luid. Het blijkt dat de aanpassingsbereide mensheid niet echt beseft, in ieder geval niet werkelijk serieus neemt wat eigenlijk iedereen merkt en weet: zijn levensonderhoud kan men uitsluitend verdienen zolang de winstverwachtingen van werkgevers uitkomen. Men klampt zich vast aan het “zolang” als zou “hetzelfde schuitje” waarin bedrijf en personeel gezamenlijk zitten daadwerkelijk bestaan, en wil niet inzien dat “zolang” voor “omdat” en “opdat” staat: geld voor arbeid wordt uitsluitend betaald omdat en opdat de onderneming daarmee zelf geld verdient; de kans om door loonarbeid het noodzakelijke te verdienen, is in de markteconomie geen doel, maar voor eens en voor altijd slechts middel – voor de doelen van werkgevers. Door het gejammer over “dalende werkgelegenheid” en daarbij horende trieste “individuele lotgevallen” wordt de levensleugen die deel uitmaakt van de basisbagage van een burgerlijk bestaan in stand gehouden: ergens en uiteindelijk zou het in het markteconomische systeem, althans ook, om de loonafhankelijken moeten draaien: dat ze het loon waarop ze aangewezen zijn ook kunnen verdienen. Daarbij is de les zonder meer duidelijk: crisis betekent niet dat tal van werknemers in existentiële nood geraken en de rest van hen eveneens een onzekere toekomst tegemoet gaat; maar er heerst crisis als de winstmakerij mislukt. Dan worden werknemers massaal geslachtofferd daar ze in het markteconomische systeem sowieso alleen maar een bestaansrecht hebben als werkgevers door gebruikmaking van hun arbeid hun eigen voordeel behalen. In de crisis wordt dat niet eens verbloemd; desondanks weigert iedereen deze verduidelijking gewoonweg te onderkennen.

Uitgerekend de vertegenwoordigers van de werknemers, de vakbonden, lopen daarbij voorop. Ze komen met voorstellen hoe de rendabele aanwending van loonarbeiders weer op gang kan komen en het massale ontslag van arbeidskrachten binnen de perken kan blijven, namelijk door middel van loonsverlaging, onbetaald werk en minder vrije tijd – en niemand merkt, de bonden al helemaal niet, dat hun offerte alleen maar bevestigt wat geen mens wil inzien: de commerciële belangen van werkgevers, in de crisis ultimatief toegespitst, en de behoeftes van werknemers aan enigszins veilige levensomstandigheden staan diametraal tegenover elkaar. Desalniettemin verklaren de bonden zich bereid namens hun leden deze tegenstelling te verzoenen – volkomen ten koste van de loonarbeid. En niet eens daarmee vinden ze gehoor: de crisis dooft elk vonkje hoop op verenigbaarheid van de noodzaak tot geld verdienen met de economische wetten van de markteconomie. Uiteraard eist ieder bedrijf als het in moeilijkheden geraakt van zijn personeel inlevering van loon en langere werktijden; van dergelijke concessies maken werkgevers graag gebruik. Maar zo worden zelfs in normale tijden geen “arbeidsplaatsen gecreëerd”, maar kosten verlaagd en arbeidskrachten overbodig gemaakt. En als de winstmakerij algemeen stagneert, wordt flink het mes gezet in het loon en de kansen op loondienst – vrijwillige verarming “redt” helemaal niets…

Meer lessen uit de crisis (de financiële sector en de staatsinterventies), dus meer gelegenheden om het kapitalistische vaderland beter te leren kennen, in Gegenstandpunkt 3-09, of op deze website: crisislessen 2009

Obamas “change” in de wereldpolitiek

zondag, oktober 11th, 2009

Als wereldpolitici hun mondiale voornemens onder een idealistisch motto lanceren, de droom van een betere wereld of een missie voor de mensheid verkondigen, dan is voorzichtigheid geboden. Volledig misplaatst is de onderdanige gewoonte de geloofwaardigheid van de politieke leiders onder de loep te nemen: of ze het eerlijk en oprecht bedoelen en of ze überhaupt over de middelen beschikken om hun mooie beloftes waar te maken. Hoe hoopvol of sceptisch, hoe gauw en diep teleurgesteld dan ook de staatsburgerlijke gemoederen gestemd zijn – te goeder trouw zijn ze allemaal. Want ze hanteren het gepropageerde politieke ideaal als maatstaf ter beoordeling van overheidsdaden – als de ongetwijfeld goede opdracht waaraan wereldpolitici zouden moeten voldoen. Daarbij behelst het plechtige beroep op grensoverschrijdend geldige waarden, waarmee machtige staatsleiders niet alleen hun nationaal voetvolk inpalmen maar ook huns gelijken op hun verantwoordelijkheid aanspreken, regelmatig de onmiskenbare aankondiging van harde imperialistische aanspraken. Dat zij de taak hebben de wereld te civiliseren waarin kennelijk louter concurrerende overheden hun rechten opeisen, is immers de premisse van dit soort politieke afkondigingen. De leus “vrijheid of socialisme” bijvoorbeeld stond voor de oorlogsverklaring van het verenigde westen aan het “verkeerde systeem” van de Sovjet-Unie die zich en haar invloedssfeer onttrok aan de globalisering van het kapitalisme – een oorlogsverklaring die de planning van een nucleaire oorlog omvatte. Daaraan aansluitend, na het verdwijnen van het “ijzeren gordijn”, proclameerde VS-president George Bush senior de “nieuwe wereldorde”; haar aanvang was de oorlog tegen Irak. En de laatste democratiserings-missie die George Bush junior onder het motto “anti-terrorisme” resp. “goed versus kwaad” liet uitvoeren, ontketende zoals bekend een oorlog op meerdere fronten tegen ongewenste staten.

De nieuwe Amerikaanse president Barack Obama verkondigt zijn wil tot “change” voor een globaal publiek. In grote speeches aan uiteenlopende adressaten laat hij iedereen weten, de Russen als de moslims, de Afrikaanse hongerlijders als de vredelievende Europeanen, ja zelfs de schurken van George Bush, dat de Verenigde Staten zich per direct inzetten voor een goede verstandhouding met en tussen alle staten en hen de hand reiken. Volgens hem is het afgelopen met het tijdperk van confrontaties en unilaterale dictaten door het Witte Huis. Men zou bijna kunnen menen – en de applaudisserende publieke opinie nagenoeg overal ter wereld, vooral de enthousiaste jonge fans van de nieuwe politieke ster vatten het daadwerkelijk zo op – dat de kapitalistische supermacht politieke zelfbeperking in haar vaandel schrijft en een indrukwekkend harmonie-besluit heeft genomen, namelijk dat de Verenigde Staten voortaan geen afwijkende en vijandelijke nationale belangen meer kennen.

De inhoud van de aankondiging van een “change” van de wereldpolitiek alsook het begonnen diplomatieke “charmeoffensief” van Barack Obama laten deze interpretatie echter allerminst toe; ze spreken veeleer duidelijke taal.

Ten eerste blijkt uit de agenda van de nieuwe president het tegendeel van een nieuwe bescheidenheid van de Amerikaanse staatsmacht. Juist door empathisch te benadrukken dat de staten en volkeren der wereld toch naast alle verschillen voornamelijk door “gemeenschappelijke belangen en gedeelde waarden” met elkaar verbonden zijn, verduidelijkt de nieuwe VS-regering de aanspraak dat de Amerikaanse belangen het ijkpunt vormen voor de politiek van buitenlandse staten. Zij laat de wereld weten wat de “globale uitdagingen” zijn en dat deze te overwinnen voor het welzijn van de mensheid per se noodzakelijk is. Zij presenteert haar politieke richtlijnen en opdrachten aan de staten als overeenkomend met hun oereigen belangen waartegen toch werkelijk niemand nee kan zeggen. Zo eist de VS-regering – gesteund op de superieure machtsmiddelen van de eigen natie – volstrekt vanzelfsprekend de bevoegdheid om de concurrerende overheden in welke wereldregio dan ook de rechten en plichten toe te wijzen die de identiteit van Amerikaanse en globale veiligheid garanderen. De soevereine wil van vreemde staten onder controle te krijgen, geniet dus voor Obamas regering hoogste prioriteit. Wat “american leadership” betreft heerst er ongetwijfeld continuïteit: een VS-president is verantwoordelijk voor de wereldorde – of hij is geen president.

Ten tweede demonstreert de nieuwe leider voor de ogen van de wereld, vooral voor haar regeringen, dat hij “het” anders doet dan Bush. Een grapje en een handdruk met de “rebel” Hugo Chavez en statements als “het Iraanse volk kiest zelf zijn president” en Amerika “schrijft niet voor op wie het moet stemmen”, moeten aantonen dat de Obama-administratie de vriend-vijand-fronten, de tot gisteren geldige Amerikaanse politiek in twijfel trekt. De overal tentoongespreide bereidheid tot coöperatie moet documenteren dat Obama zich distantieert van de nietsontziende militante manier die zijn voorganger noodzakelijk vond om het Amerikaanse leiderschap wereldwijd te handhaven. Deze politiek heeft volgens de nieuwe president gefaald, namelijk averechts gewerkt: ze moet dringend gecorrigeerd worden…

Zoals gezegd, voorzichtigheid is op zijn plaats: een uitvoerige analyse van Obamas “change” in de wereldpolitiek, het verschil en de breuk met Bush’s strategie, in Gegenstandpunkt 3-09