Een militant antwoord op de verwoesting van de Arabische wereld en zijn bestrijding door een nieuwe oorlog onder VS-regie
Sinds de aanslagen van Parijs staat vast: het islamitische terrorisme is ‘bij ons’ aangekomen en bedreigt alles wat ons dierbaar is; onze vrijheid, voornamelijk die van het menen.
Deze diagnose heeft een belachelijke kant: na het bloedbad door twee vrome desperados krijgt een satireblad, dat voordien geïgnoreerd of overstelpt werd met aanklachten wegens belediging, de rang van een westerse icoon. Het recht om zijn irrelevante mening te zeggen, in het bijzonder nadrukkelijk respectloos de spot te mogen drijven ook met het geloof in Allah wordt ter gelegenheid van deze aanslag verheven tot non plus ultra van de westerse verlichting, van onze leefwijze en waardengemeenschap – alsof het dagelijkse leven in het vrije Westen daadwerkelijk erdoor wordt gekenmerkt dat de mensen onderling twisten en debatteren of zelfs de geestelijke onderwerping aan zelfgekozen ‘geboden van God’ kritiseren; alsof niet iedereen weet dat het werkelijke leven in de westerse democratieën om het geldverdienen draait met al zijn noden en noodzaken, tegenstellingen en pesterijen op kleine schaal, om harde internationale concurrentie inzake nationale economische groei en politieke macht op grote schaal.
Niemand lacht – omdat deze idealisering van het nationale, Europese of westerse ‘Wij’ op iets doelt: op de morele diskwalificatie van zijn tegenstanders. Dat die de vreedzame integratie in hun werkelijke, namelijk werkelijk erbarmelijke levensomstandigheden in Franse voorsteden en andere getto’s weigeren, verwijt men hen als vijandschap tegen onze waarden. En dat wordt zonder meer daarmee gelijkgesteld dat zij zelf helemaal geen waarden, al helemaal geen religieuze hebben. Dus zonneklaar: er is uiteindelijk generlei reden om ’tegen ons’ en ‘onze geciviliseerde samenleving’ te zijn – behalve hun ‘blinde haat’ op alle waarden die onze westerse gemeenschap beminnelijk maken. Tegen deze haat moeten ‘wij’ optreden – dat is de ‘conclusie’ waar al de idealiseringen van het ‘vrije Westen’ en al de morele demoniseringen van de aanslagplegers op neerkomen. Dat is dan inderdaad het tegendeel van een belachelijke aangelegenheid. Want als er opgeroepen wordt tot ‘gemeenschappelijke strijd tegen haat en intolerantie’ dan mogen weliswaar potloden en balpennen als symbool daarvoor worden getoond; iedereen weet echter dat niet ‘wij allen’ deze strijd voeren maar de staatsmachten, en dit niet met schrijfgereedschap maar met hun arsenaal aan superieure middelen: militair en politie, inlichtingendiensten en wetgevingen, met het geweld dat onze van hogerhand beveiligde vrijheidsorde niet uitsluitend voor de strijd tegen de terreur in petto heeft en gebruikt.
Wie en waar de huidige hoofdvijand in deze strijd is, weten – niet pas sinds de aanslagen van Parijs – ook allen; de leider van het vrije Westen heeft het immers enige tijd geleden geopenbaard – de aanslagen zijn de daad van door een buitenlandse terreur-centrale verleide en tot geweld aangezette personen, de daad van de ‘terreurmilitie IS’: ‘In deze eeuw zijn wij geconfronteerd met een nog moorddadiger, ideologische soort terroristen die een van de grootste wereldreligies heeft geperverteerd… Zij doden zo veel mogelijk onschuldige burgers en gebruiken de wreedste methoden om de mensen in hun omgeving te intimideren… Dat zijn extremisten die niets opbouwen en creëren kunnen en daarom slechts met fanatisme en haat te koop lopen… Geen God keurt deze terreur goed… Geen ontevredenheid rechtvaardigt deze daden… Men kan met dit kwaad niet onderhandelen, men kan er geen vat op krijgen met logische argumenten… De enige taal die dergelijke moordenaars begrijpen, is de taal van het geweld’. ( Obama-toespraak voor de VN, 25. 09. 14 )
Wat Fransen en andere Europeanen kunnen dat kan Obame al lang en op zijn manier: in de slachtoffers, die een gewelddadige guerilla onder beroeping op haar God produceert, een aanval op het ideële westerse ‘Wij’ ontdekken, dat daarmee het grootste recht en de absolute plicht heeft om op deze aanval te reageren. Conform zijn werkelijke macht spreekt hij dan ook als ideële woordvoerder voor de gehele mensheid. In haar naam verafschuwt de leider van de wereldmogendheid, die zoals bekend wereldpolitiek vooral met logische argumenten en weldenkend overtuigingswerk bedrijft en begripvol naar beschaafd geuite ontevredenheid luistert, elk gewelddadig optreden. En dat de IS-strijders de verwoestingen van hun Arabisch-islamitische naties bedoelen als ze de ‘kruistocht van het Westen tegen de Islam’ beklagen, daarvan heeft Obama ook nog nooit gehoord.
En weer weet iedereen dat dit gezwets over het verafschuwenswaardige islamitische geweld maar één ding beoogt: de aanzegging van eigen geweld ter vernietiging van de tegenstander. Dat zou men dan echter ook in deze volgorde serieus moeten nemen: de morele karikatuur van de strijd ‘goed tegen kwaad’ die Obama in vereniging met de westerse politiek en media tekent, is het behoorlijk fundamentalistische vijandbeeld bij een vijandschap, waarmee tegelijk wordt aangekondigd dat de strijd niet met de wapens van de moraal maar met het wereldwijd machtigste geweldsapparaat wordt uitgevochten.
Helemaal niet duidelijk zijn daarmee de werkelijke redenen voor deze vijandschap, de politieke doelen, belangen en berekeningen van de westerse leidende mogendheid en haar bondgenoten, die met deze aanzegging de opdracht krijgen in het Nabije Osten onder Amerikaanse leiding een stoorgeval van hun wereldorde te elimineren – met een oorlog die volgens de Amerikaanse president minstens tien jaar zal duren. Voor deze redenen zou men zich echter moeten interesseren. Anders verwisselt men samen met onze verlichte media de strijdvaardige cultuurkritische verklaringen uit Washington en de hoofdsteden van het Westen met de zaak om die het de ingrijpende mogendheden, de VS voorop, gaat bij hun gevecht tegen een ‘gesel van de mensheid’.
Een lectuurtip: Gegenstandpunkt 4-14: daarin onder meer: IS tegen VS