Naar aanleiding van enkele voedselrellen van Haïti tot Egypte haalt de wereldhonger opeens buiten de kersttijd de krantenkoppen en voorpagina’s, kleurenfoto’s van plunderingen illustreren de ernst van de situatie en uit het archief duikt achtergrondinformatie op; blijkens de grafieken bedraagt het aantal hongerlijders sinds jaar en dag circa 800 miljoen, in 2007 exact 862 miljoen; dagelijks overlijden honderdduizend mensen aan honger en zijn directe bijwerkingen, geen apocalyptisch doemscenario of antikapitalistische diffamatie maar reeds decennialang de normale toestand op minstens drie continenten, een soort perma-honger met gewenningseffect; als gevolg van de actuele zogenaamde “hongercrisis” zullen er echter 100 miljoen slachtoffers, sterker nog: wellicht rebellerende relschoppers bijkomen, voorspelt Robert Zoellick, de president van de Wereldbank, en luidt de alarmbel.
Onder het motto: heeft het landbouwbeleid gefaald? gaat de waakzame publieke opinie, altijd alert als er onlusten zijn, onmiddelijk op onderzoek uit: hoe zit het bijvoorbeeld met de handelsquota, buffervoorraden en andere stabiliserende en stimulerende mechanismen van de overheid?…; experts komen aan het woord die de “exploderende” prijzen op een “verziekte” markt als wortel van het huidige euvel ontdekken; de wankele verhouding tussen vraag en aanbod wordt verstoord (speculanten en Chinezen!): geen wonder dat de prijs van rijst, graan en maïs bijna verdubbeld is en voor soja en suiker nagenoeg hetzelfde geldt – met de bekende negatieve uitwerkingen op de overlevingskansen van een hoop mensen (en op de politieke stabiliteit van 20 tot 30 “arme staten”).
Wij leren: als de voedselmarkt in balans en “gezond” is, blijft het aantal hongerlijders constant; “vervolgens komen er perioden met hoge prijzen die de armen zwaar treffen” (nrc-next): de prijsstijging leidt kennelijk tot meer hongerlijders; geen al te moeilijke les zou men kunnen denken, niettemin weigert de kritische publieke opinie pertinent de logische conclusie te trekken dat de reden voor zowel de permanente als voor de “nieuwe” honger de prijs is; het (over)leven van de mensen hangt uitsluitend af van de prijs van het voedsel. Daarmee is tegelijk gezegd dat de mededelingen omtrent de invloed van het klimaat op de oogst niet ter zake doen en even onzinnig zijn als de diverse berekeningen uit de agrarische hoek over de makkelijk te verhogende opbrengsten graan etc. per hectare (tenslotte gaat het niet om planeconomische behoeftebevrediging); net zo min als dakloosheid samenhangt met een gebrek aan bouwmateriaal, bestaat er een verband tussen honger en voedselschaarste.
Voedsel is er immers voldoende, er wordt zelfs steeds meer geproduceerd (geen krant die de cijfers verzwijgt), het kost echter geld – en wordt alsmaar duurder. De voedselsituatie van de wereldburgers is blijkbaar een afhankelijke variabele van hun portemonnee, of omgekeerd uitgedrukt: voedselproducenten, kleine boerenbedrijven en grote concerns, produceren exclusief voor koopkrachtige klanten; andere “productieprikkels” kent de markteconomie sowieso niet; allemaal tamelijk triviaal, en toch wil niemand bij het tellen en betreuren van verhongerende massa’s ook maar één gedachte wijden aan dit simpele feit. Niet het elementaire, namelijk dat levensmiddelen überhaupt een prijs hebben die de (voor velen onoverwinnelijke) barrière tussen de etenswaren en de behoeften vormt, maar de immense prijsstijging wordt als kernprobleem besproken: “Hoge voedselprijzen dwingen tot nadenken” (Volkskrant) – natuurlijk op een constructieve manier die exemplarisch is voor de heersende geestestoestand. Soms is het voedsel “normaal geprijsd”, soms “te duur”, momenteel zijn de prijzen helaas “te hoog” (behalve voor producenten), maar deze catastrofale situatie is niet “structureel”, want “Hoge graanprijzen zijn van korte duur” (Daryll Ray) – en dat zeggen redacties en landbouweconomen bij de aanblik van miljoenen hongerlijders voor wie elke prijs te hoog is.
Wat kan eraan gedaan worden, aan het honger- en tevens ordevraagstuk, ad hoc en vooral op lange termijn? Volgens Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds, politici, journaal en journaille is er maar een oplossing; het lijkt op een cynische scherts, maar de beleid- en opiniemakers bedoelen hun panacee uiteraard serieus, samengevat in de woorden: “De wereld heeft een kader nodig, waarvan een volledig vrije handel het fundament is, een vrij klimaat, waarin het rendabel is om te produceren…” (NRC); d.w.z. het mensenrecht op verhongeren mag onder geen beding aangetast worden, zonder winstmakerij oftewel “marktwerking” geen menswaardig bestaan; levensmiddelen zijn privé-eigendom, zij hebben een prijs en zijn derhalve uitsluitend voor geldbezitters beschikbaar. De honger is in goede handen.
Zie ook: Honger en armoede in de Derde Wereld