Archive for november, 2008

De overheid als redder

maandag, november 24th, 2008

Als momenteel iedereen in samenhang met de kredietcrisis om de staat en zijn helpende hand roept (bijvoorbeeld: “Jan Kamerling, voorzitter van werkgevers in de industriĂ«le sector, voorspelde ‘massaontslagen’ als de overheid niet te hulp zou schieten. En werknemers van DAF en NedCar trokken naar het Binnenhof om te smeken voor overheidssteun.” Volkskrant, 22.11.08), dringt zich onvermijdelijk de vraag op waarmee de staat, de politiek, de regering tot nu toe bezig waren. Klopt het populaire verwijt dat de staat voor de grote krach nagenoeg niets deed of in elk geval, op “neoliberale” dwaalwegen, ontoereikend toezag op zijn economie? Is de staat werkelijk de grote probleemoplosser, of is hij misschien onderdeel van het probleem? De eenvoudige, blijkbaar amper bekende waarheid luidt dat de staat een heleboel heeft gedaan; en dat zonder dit doen noch “de markt” en de “reĂ«le economie”, noch “de financiĂ«le sector” met zijn actuele crash tot stand waren gekomen. Alleen al de premisse is absurd, de aanname dat “de economie” er simpelweg is en de staat later optreedt om zich daarmee te bemoeien als een soort onpartijdige scheidsrechter:

– De staat beschermt het eigendom – en daarmee de essentiĂ«le basis van de gehele markteconomie. Door deze garantie van overheidswege zijn allen die wellicht een tandenborstel, een auto en een mp3-player maar juist geen vermogen bezitten, buitengesloten van alle middelen die ze nodig hebben om in hun onderhoud te voorzien. Zij en dus het grootste deel van de bevolking moeten als “loonafhankelijken” werk zoeken en gaan werken; ze zijn afhankelijk gemaakt van de ware bezitters wier vermogens het staatsgezag beschermt. Deze kringen kunnen met hun geld of andere middelen waarover zij beschikken (productiemiddelen, gebouwen etc.) iets ondernemen om van geld meer geld te maken: zij laten anderen voor zich werken, uiteraard winstgevend – anders zouden ze helemaal niet beginnen met productie en handel, dienstverleningen en huizenverhuur, verkoop en verpachting van grondbezit etc.

– De staat bewerkstelligt met zijn geldbiljetten (nadruk verboden!) dat allen hierop zijn aangewezen; zij moeten het wettige betaalmiddel verdienen, uitgeven en sparen om deel te hebben aan de rijkdom van de samenleving, de “kolossale opeenhoping van waren”.

– Via zijn centrale bank zorgt de staat ervoor – verkort gezegd – dat de zakenbanken over voldoende krediet beschikken dat zij tot eigen voordeel aan “het bedrijfsleven” uitlenen.

De staat wil kennelijk een economie waarin de ondernemingen door de uitbuiting van hun personeel winst maken. Hij wil bovendien een financiële sector die deze ondernemingen ononderbroken van voldoende krediet voorziet en in de beurs-en-derivaten-wereld steeds groter wordt en effectiever ageert. Want van de economische groei van de ondernemingen en beleggers is de staatshuishouding net zo afhankelijk als van loonbelastingen en BTW. Dankzij een succesvolle economie die een aanhoudende vermeerdering van geld teweegbrengt, kan de staat meer schulden maken en meer invloed uitoefenen op het wereldgebeuren, op politiek en economisch vlak.

– De overheid neemt dus allerlei extra maatregelen opdat de “pijlers van de maatschappij”, de ondernemers en bankiers, successen boeken. Wat het winstmaken belemmert en verhindert, ruimt zij zo grondig mogelijk uit de weg, o.a. de (bescheiden) looneisen van de bonden, “indirecte loonkosten”, ontslagregels, “overdreven” sociale uitkeringen…

– Bij deze hindernissen horen ook de reguleringen van de financiĂ«le speculatie. Daar de staat wil dat de financiĂ«le wereld op de groei van zijn nationale economie speculeert en zoveel mogelijk speculaties aan zijn nationale beurs resp. door nationale banken worden afgewikkeld, heeft hij vroeger geldende beperkingen buiten werking gesteld, de speculanten- branche een groot aantal vrijheden toegestaan en zo de ontwikkeling van “innovatieve financiĂ«le producten” enorm gestimuleerd.

Uit deze rudimentaire opsomming blijkt al het onzinnige van de bewering dat de staat, de grondlegger van de markteconomie, niets heeft gedaan, niet voldoende toezicht gehouden of iets in die trant; precies omgekeerd: de staat zelf heeft op de speculatie gebouwd en juist die sector daadkrachtig ondersteund die momenteel door zijn crisis het economische leven in wanorde dreigt te brengen. Als de staat nu alle denkbare maatregelen neemt om “het systeem” te redden (de brandstichter als brandweerman) – dan wil hij juist dat redden wat hij heeft opgericht, bevorderd en overeind gehouden en waaraan hij o.a. de economische groei van zijn natie te danken heeft: hij wil de banken en beursen redden opdat de groei van zijn ondernemingen weer functioneert.

Of de verantwoordelijken daarin slagen, is nog maar de vraag. Voor diegenen die geen bedrijven of banken bezitten en niet in de haute finance thuis zijn, is nu misschien een goed moment om zich af te vragen of zij daaraan nog willen bijdragen – dat na de crisis alles gewoon zo doorgaat als voor de crisis.

– Dat de profiteurs van het kapitalistische systeem, de overheid, de geld- en fabriekbezitters, niets liever willen, is begrijpelijk.

– Alle anderen menen weliswaar dat zij voor de redding van het geld-eigendom van de samenleving moeten duimen en tussen hoop en vrees “voor overheidssteun smeken”, hun redenen zijn echter minder begrijpelijk. Zij bestaan uit niets anders dan hun eigen afhankelijkheid van de winstcalculaties van de fabriek- en geldbezitters.

– Natuurlijk, als hun zaken mislukken of failliet gaan, gaat het met de werknemers slecht; daaraan is men gewend. En als de zaken rendabel verlopen? Er zijn toch ongetwijfeld miserabele lonen, lange werktijden, stress en onzekere werkgelegenheid – in de allermooiste fases van de markteconomie. Welk voordeel hebben de “gewone mensen” van de renovatie van de financiĂ«le sector?

Wanneer de banken crashen

maandag, november 10th, 2008

In de eerste week van september laat de VS-regering weten dat zij na de ineenstorting van Lehman Brothers geen andere grote bank meer wil laten crashen. Daarvoor trekt de minister van FinanciĂ«n 700 miljard dollar uit om de zwaarst getroffen banken hun waardeloze waardepapieren af te kopen en zo van vers geld te voorzien. Het reddingspakket leidt in het VS-Congres en de publieke opinie tot hevige controverses; men ontdekt de voorkeursbehandeling die de speculatieve branche ten deel valt en vraagt kritisch of de staat werkelijk de taak heeft om de “gokkers” van de investeringsbanken met “het geld van de belastingsbetaler” uit de penarie te halen teneinde het vermogen van failliete speculanten te redden. Linkse demonstranten en rechtse Republikeinen protesteren tegen het “Wall-Street-socialisme” onder de leus: “No bail out!”

Begin oktober is dit debat afgelopen. De vraag of de staat de speculanten moet redden, wordt verdrongen door het fundamentelere inzicht: hij moet – rechtvaardigheid of geen rechtvaardigheid. Want ineenstortende banken slepen het gehele bankensysteem mee – en bijgevolg de totale economie en haar conjuncturen. Op het prospereren van de speculatieve branche zijn niet alleen de rendementen en groeipercentages van het financierskapitaal aangewezen; daarvan is blijkbaar het geld verdienen van de gehele samenleving afhankelijk. Als de ondernemingen vergeefs pogen om krediet te krijgen, als ze hun investeringen niet meer kunnen voorfinancieren, kunnen ze helemaal geen rendabele zaken meer doen. En als hun zelfverrijking mislukt, dan lijkt ook het grote geluk zoek dat een florissant kapitalisme voor de massa in petto heeft: werkgelegenheid! Inderdaad: als de jongleurs op de beursvloeren en in de bankpaleizen er niet in slagen hun inzetten rendabel te vermeerderen, krijgen de bezitlozen geen gelegenheden om hun levensonderhoud te verdienen door te werken voor andermans rijkdom.

En dat is niet alles. Opeens komt aan het licht dat ook het reeds verdiende en opzij gelegde geld – niet alleen van de rijken – op het spel staat. Het spaargeld bestaat uitsluitend uit bedreigde banktegoeden en twijfelachtige waardepapieren. De ouderdoms- en levensverzekeringen, de spaar- boeken
 – alles gaat in rook op bij faillissement van de banken die de geldsommen hebben ingezameld en in (hoogst) speculatieve investeringen gestoken.

Weer een week later wordt het inzicht dat de staat de banken moet redden, uitgebreid met de twijfel of hij dat ĂŒberhaupt kan. In ieder geval doet hij zijn best. Dagelijks staan kanseliers, ministers-presidenten, ministers van FinanciĂ«n en centrale bankchefs de pers te woord en stellen nieuwe staatshulp voor de stabilisering van de financiĂ«le sector in het vooruitzicht.

Ondertussen garanderen de overheden bijna overal en haast onbeperkt de zekerheid van spaartegoeden; in heel Europa wil men geen bank meer laten omvallen en wereldwijd verlagen centrale banken de rente om voor de privĂ©-banken het winstmaken te vergemakkelijken. Na elke hulptoezegging wacht iedereen in spanning hoe de volgende beursdag begint: kunnen de beleggers de maatregelen waarderen, vinden ze de garanties zo vertrouwenwekkend dat ze weer durven te speculeren – of haalt dat alles niets uit zodat de staat verdergaande ondersteuningen en garanties moet bieden? Als bijvoorbeeld de Britse regering; die probeert niet langer om de failliete instellingen met krediet boven water te houden en neemt ze direct in staatsbeheer om hun functie te behouden.

Gaandeweg rijst de bedenking of de staten zich de garantie en overname van alle “slechte” schulden ĂŒberhaupt kunnen permitteren. Het kleine IJsland is nagenoeg failliet; grotere staten dreigen juist door hun reddingsacties de stabiliteit van hun valuta te ruĂŻneren; het woord “geldhervorming” wordt herontdekt. Men leert dat ook het geld dat niet op de bank ligt maar in de portemonnee van zijn bezitter zit hoe meer aan waarde verliest des te minder de staat over een functionerende bankensector beschikt.

De herfst van 2008 lijkt op een stoomcursus over de kwestie: wat betekent het om in het kapitalisme te leven. Werkelijk alles, het werken en kopen, het leven en overleven, is in laatste instantie een afhankelijke variabele van de financiĂ«le sector. Als beursspeculanten en bankiers bij hun zelfverrijking falen, dan faalt vrijwel alles overige – en het volk is plotseling nog armer of zelfs onteigend.

Helaas heeft het volk momenteel geen tijd om zich in de heersende paniek rond de kredietcrisis met de absurde voorwaarde van zijn bestaan uiteen te zetten. Het hoopt, bijgestaan door de vrije media, op de redding van het financiële systeem, opdat alles weer zijn gewone gang gaat.

Wij hebben wel de tijd genomen – opdat deze absurditeit niet langer doorgaat: dus het eerste deel van “Het financierskapitaal” staat op deze website.