Archive for maart, 2024

Geweldsmonopolie, Volk, Leitkultur

dinsdag, maart 26th, 2024

Het eerste dat de staat zijn burgers verschuldigd is, dus hen opleggen moet, is recht & orde. Daarvoor beschikt hij over een intern veiligheidsapparaat dat met haast onuitputtelijke geweldsmiddelen de algemene naleving van de wet afdwingt. Dat getuigt van de tegenstelling tussen politieke heerschappij en tot gehoorzaamheid verplichte bevolking in de banale elementaire vorm; want alleen om die reden bestaat dit apparaat. Omvang en uitrusting van de politie zijn weliswaar berekend op storingen van de openbare orde, die de executieve verwacht; de hele veiligheidsdienst komt echter niet in de wereld als reactie op criminele uitzonderingen op de regel van een frictieloos maatschappelijk samenleven, maar als noodzakelijke praktische order van de overheid aan haar bevolking: de dienst staat absoluut voor het verbod van privĆ© geweld, dat evenzo absoluut als normaal verondersteld is; hij realiseert de nationalisering van de geweldsverhoudingen die inherent zijn aan de kapitalistische concurrentie. Zonder schroom zodoende de wrede normaaltoestand van de door hem beveiligde productie- en levenswijze te openbaren, presenteert en rechtvaardigt de staat zijn gewapend geweldsmonopolie enerzijds als absolute voorwaarde voor het geciviliseerde samenleven van zijn burgers. Anderzijds beoogt hij daarmee niet alleen schijnbaar meer dan pure afschrikking, meer dan afgedwongen respect en berekende naleving van de wet. Zonder iets terug te nemen van de dwang die zijn ambtenaren uitoefenen, doelt hij met zijn intimiderend geweldsmonopolie op inzicht, namelijk dat de omnipresentie van zijn politiegeweld goed en juist is ā€“ vandaar dat excessen bij de toepassing daarvan hebben achterwege te blijven en getroffen burgers bezwaar kunnen maken. Zijn veiligheidsapparaat moet weliswaar als noodzakelijke voorwaarde voor, maar niet als dwang tot burgerlijk fatsoen fungeren en opgevat worden; hij dient veeleer als eis van een fatsoenlijk burgerbewustzijn op te treden, als gewenste levenshulp: politiegeweld als gewapende arm van de staatsburgerlijke moraal.
Dat functioneert uiteraard niet vanzelf. Daar rekent de liberale burgerlijke staat ook helemaal niet op. Die geeft zich in het kader van zijn opleidingswezen, dat zijn jeugd voorbereidt op de concurrentiestrijd op de arbeidsmarkt, een aanvullende opvoedings- en vormingsopdracht: hij laat zijn burgers aan het standpunt wennen de wereld en ook zichzelf, de eigen behoeftes en plannen, vanuit de imperatieven van een functionerende orde te beoordelen en zich voor een groter geheel, uiteindelijk voor het grote geheel van de natie verantwoordelijk te voelen. De burgerlijke media stelt hij in staat en moedigt hij ertoe aan het publiek van allerlei informaties te voorzien en daarmee bezig te houden, hetgeen een voor alles verantwoordelijk rechts- en verantwoordingsbewustzijn veronderstelt, bedient en zo tot vanzelfsprekendheid maakt. De gewoonte het grote en kleine wereldgebeuren vanuit het standpunt van een enigszins als belangrijk erkend collectief, een uiterst fatsoenlijk ā€œWijā€, uiteindelijk vanuit de fictie van een nationale gemeenschap te problematiseren en voor alles goede oplossingen te eisen, dat maakt van concurrentiesubjecten met hetzelfde paspoort een volk, waarover de nationale heerschappij ook in moreel opzicht als haar basis kan beschikken. Het onderscheid tussen een dergelijk staatsvolk en anderen, buitenlandse burgers is geen banale rechtskwestie meer, maar een zaak van de nationale identiteit die het verschil maakt tussen staatstoebehorigheid en volkstoebehorigheid. Dat het de staat daarbij om meer dan een vaste gezindheid gaat, wordt duidelijk aan de inburgering die geenszins elke gewillige buitenlandse aanvrager gegund wordt. Vereist is uiteindelijk een belijdenis die geen reversibele wilshandeling mag zijn maar onvoorwaardelijke verplichting op de staat beĆÆnhoudt, subjectief: patriottisme zonder voorbehoud en berekening. Wat echter moeilijk te objectiveren valt. In elk geval zijn buitenlanders voor de staatsmacht een onzekerheidsfactor, niet qua hun brave naleving van de wet, maar aangaande hun absolute betrouwbaarheid. Die wordt bij het ā€œeigen volkā€ verondersteld, dienovereenkomstig in het geval van statelijke behoefte ook geĆ«ist en ook door crimineel gedrag niet weerlegd. Twijfel aan het eenduidige antwoord op de nationale identiteitskwestie wekt veel eerder de toebehorigheid tot een minderheid, die met haar niet eens verboden manier van leven afwijkt van het canon van erkende zeden die de kritische media en hun followers als ā€œLeitkulturā€ beschouwen; in het moederland van de burgerlijke vrijheid kunnen de leden van sommige communities daarover meepraten. PrivĆ© botgevierde vreemdelingenhaat en racisme zijn echter verboden ā€“ dit betreft niet toevallig volksleden die bijzonder vastberaden erop insisteren als vrije individu’s met de heerlijkheid van het nationale collectief en zijn de regering toevertrouwde macht absoluut identiek te zijn. Zijn inhouden genereert het standpunt van het nationale ā€œWijā€ in overvloed, maar ook niet vanzelf: het staatsgeweld dat een volksvorming in de dubbele betekenis beoogt, voedt het vaderlandse bewustzijn met toepasselijk beeldmateriaal, bijzonder graag, uitgebreid, zelfs wetenschappelijk met het teleologisch tot geschiedenis van de natie gestileerde verleden.
De burgerlijke staat doet er dus veel voor dat de status van de rechts- en verantwoordingsbewuste en zedelijk geĆÆntegreerde burger de ā€œtweede natuurā€ van de mensen wordt die hij als zijn bezit claimt. Desondanks blijft hij wantrouwig. Hij controleert niet alleen met justitie en politie daden die de vanzelfsprekende plicht tot loyaliteit schenden ā€“ trefwoord: trouw aan de grondwet ā€“ ; hij heeft ook ā€“ minstens ā€“ een geheime dienst die voor de verdenking tegen burgers in het algemeen, van staatsdienaars in het bijzonder verantwoordelijk is en in het grijze gebied van de meningsvorming spioneert, waarin de gedachtes weliswaar vrij zijn, maar toch ook gelden moet dat deze vrijheid niet misbruikt mag worden door vijanden van de vrijheid.
Zie: GEGENSTANDPUNKT 4- 23

De aanpak van sociale ontevredenheid per democratie

dinsdag, maart 26th, 2024

Door het nationale collectivisme en het zedelijke conformisme (het met geweld en staatsburgerlijke vorming gecreĆ«erde “Wij”) verdwijnt allerminst de materiĆ«le inhoud van de vrijheid die de staat zijn burgers bewilligt: de weinig vreedzame belangentegenstellingen van de concurrentie om het geldverdienen en de kosten van de ordentelijke deelname daaraan, waarmee de staat zijn mensen opzadelt. Met zijn wetten en zijn huishouding produceert en reproduceert hij de heilloze tegenstellingen tussen de op elkaar aangewezen maatschappelijke belangen en de tegenstelling tussen het productieve eigenbelang van de klassen en concurrenten, zijn machtsbasis die hij hebben wil, en zijn duur regime daarover. Inhoudelijk is deze tegenstelling niet op te lossen. Aangepakt d.w.z. duurzaam bestendigd wordt zij middels de methode van de burgerlijke heerschappij: de tegenstelling wordt veranderd in een pluralisme van elkaar relativerende concepten: hoe maatschappelijk relevante belangen niettemin in overeenstemming te brengen zouden zijn met de helemaal niet te relativerende noodzakelijkheden en eisen van de staatsmacht. Met dit soort programmas’s ā€“ en het personeel dat daarvoor staat ā€“ concurreren politieke partijen om de overname van de heerschappij en de uitoefening van de ambten volgens de daarin reeds voorhanden takencatalogus. Daarmee is al duidelijk: alle schades die de diverse daders en slachtoffers van de kapitalistische concurrentie moeten verduren en daar met gerechtvaardigde ontevredenheid op reageren, wordt niet de burgerlijke staatsmacht en haar onverbiddelijke agenda ten laste gelegd, maar de partijen die per se zulke functie ambiĆ«ren. Aan al het bekritiseerde en bejammerde zijn zij schuldig, wat inzoverre niet heel erg is als zij de heerschappij immers “slechts” tijdelijk uitoefenen, van een verkiezing tot de volgende. Het staatsbelang zelf, de raison van de burgerlijke heerschappij blijft bij het geklaag buiten schot, en niet alleen dat: omdat de partijen optreden om met hun programma’s deze heerschappij te dienen, is die niet alleen boven elke kritiek verheven maar met haar veronderstelde eigenlijk goede taken de meetlat van alle kritiek; bij het min of meer bevredigende uitvoeren van deze taken kunnen partijen slagen of falen. Daaraan meten de concurrerende partijen elkaar en bekrachtigen zo permanent en in hun periodieke verkiezingscampagnes de schitterende scheiding tussen de tijdelijke heerschappij, die voor alle euvels en tegenslagen verantwoordelijk is, en de belangen van de staatsmacht waarvan het duurzame absolute behoud met elke verkiezing bevestigd wordt, onafhankelijk van de uitslag.
De kiezer geeft door te stemmen zijn onvoorwaardelijke tijdelijk onbeperkte toestemming tot de staatsmacht en haar raison in de vorm van een “slechts” tijdelijk beperkte toestemming tot een partij, en dat in alle vrijheid als zijn essentiĆ«le politieke vrijheidsdaad. Hij grijpt zo de door de staatsmacht geboden kans om zijn ontevredenheid over alles wat hem in zijn beroepsleven en op grond van politieke beslissingen overkomt weliswaar zeer zwijgzaam, maar daarvoor methodisch fundamenteel uit te leven, overtuigd van de praktische relevantie. Met de uitslag krijgt de teleurstelling die regelmatig op verkiezingen volgt het passende antwoord: de aanhangers van de verkiezingsoverwinnaars krijgen, wat hun materiĆ«le belangen betreft, hoogst zelden wat zij gewild maar in ieder geval wat zij vrijwillig gekozen hebben, mogen dus de voortbestaande ergernis zichzelf aanrekenen en voor de volgende verkiezingen een “proteststem” overwegen. Wie op de verliezers gestemd heeft, krijgt met de uitslag het bindende antwoord dat zijn gepolitiseerd interesse in de minderheid is gebleven en alleen daarom, maar daarom definitief terecht ongeldig is, en mag zich daarmee troosten dat zijn staat in principe ook voor zijn wensen en politieke voorkeuren een plek heeft en slechts tijdelijk de zegevierende variante van heerschappij uitvoert. Deze puur methodische relativering van de macht: de scheidbare verbinding van het staatsgeweld met het heerschappijconcept en -personeel van een partij bewerkstelligt de verabsolutering van de heerschappij tegenover haar basis en creĆ«ert en waarborgt tegelijk voor de staat de eenheid van leiding en volk, en voor het kiesgerechtigde volk de identiteit van vrije wil en onderwerping.
Zie: GEGENSTANDPUNKT 4-23
Zie ook: Demokratie, die perfekte Form bĆ¼rgerlicher Herrschaft, GegenStandpunkt Verlag