Archive for oktober, 2013

Rode kaart voor uitbuiters

woensdag, oktober 30th, 2013

De internationale solidariteit, ze leve hoog!

Alleen al tussen begin juni en begin augustus zijn 44 Nepalese arbeiders omgekomen op bouwplaatsen in Qatar… de meesten kregen hartinfarcten: slechte werkomstandigheden, honger en veel te kleine massaonderkomens, waarin vaak 12 tot 14 mannen zonder airco worden opeengepropt… vele arbeiders vertellen dat zij – in Doha geland – een veel lager loon ontvingen dan was afgesproken, en vaak zelfs dat niet… Op sommige plaatsen krijgen de arbeiders niet eens voldoende drinkwater… Zij kunnen ook niet weggaan: de werkgevers nemen hen de paspoorten af; zonder hun toestemming mogen ze noch terugreizen, noch van baan wisselen… Volgens mensenrechtsorganisaties is er sprake van moderne slavernij…12 uur werken en dan geen eten…” (verschillende bronnen)

Om de verworpenen der aarde te verlossen uit de ellende in de hoedanigheid van hun werkgevers, voor wie de lonen incluis bijkomende kosten nooit laag genoeg, de arbeidsprestaties nooit hoog genoeg, de arbeidsplaatsen nooit rendabel genoeg kunnen zijn, kent de internationale arbeidersbeweging (die ooit, long long ago, af en toe zong: van hogerhand valt niets te hopen) een bevoegde verlosser:

De internationale vakbond (ITUC) maant de wereldvoetbalbond (FIFA) eindelijk iets te ondernemen tegen onrecht en uitbuiting” namelijk: “… door opnieuw te stemmen (rerun the vote) over het WK voetbal 2022. Daarbij moeten de FIFA-gedelegeerden zich realiseren dat de werknemers in Qatar als slaven worden uitgebuit” (ITUC-woordvoerder Tim Noonan). En zoals bekend steeds actiebereid, laat men zich ook in Nederland niet onbetuigd: “De FNV vindt dat het WK niet in Qatar moet worden gehouden als de FIFA blijft weigeren de schending van de arbeidersrechten aan te pakken. De FNV steunt daarmee het ITUC”. (nu.nl, 11 okt.)

De proletariĂ«rs aller landen zijn opgeroepen solidariteit te tonen met hun onderdrukte klasse-broeders en vastberaden actie te voeren – door de handtekeningenlijst in te vullen op www. rerunthevote. org, waarmee de FIFA gesmeekt zal worden haar verantwoordelijkheid te nemen. Want alleen als deze corrupte bende organisatoren van het wereldwijd grootste en populairste nationalistische pret-evenement besluit haar publiek imago op te vijzelen door opschepperige sjeiks te dreigen met het vergallen van hun zelfpresentatie, dan zouden de verantwoordelijken zich wellicht genoodzaakt kunnen zien om de meedogenloze uitbuitingspraktijken eens te overdenken. Een andere oplossing is er niet – althans niet voor de internationale organisatie van de arbeiders in de 21ste eeuw.

Europese perspectieven voor het 7de crisisjaar

maandag, oktober 21st, 2013

In het begin van het jaar 7 van de mondiale financiĂ«le crisis zijn de meningen weer eens sterk verdeeld: is ze reeds overwonnen, tenminste binnenkort en zo goed als, of nog lang niet voorbij? Elke kant heeft zo zijn eigen gezichtspunten; de ene kant addeert positieve groeicijfers, hoe laag dan ook, voegt de vertraging van de krimp van naburige economieĂ«n toe en leidt daaruit een nieuwe opbloei af. De andere kant voorspelt een verdere achteruitgang van het economische leven in de belangrijkste landen, voorziet toenemende problemen met waardeloze staatsschulden en vreest de noodzaak van nieuwe precaire schuldsaneringen in het bijzonder binnen de muntunie. Dat vooral de verantwoordelijke regeringen “licht aan het eind van de tunnel” zien, de naar regeringsmacht strevende oppositiepartijen daarentegen de succesberichten als rooskleurige voorstelling ontmaskeren, maakt deel uit van de democratische cultuur en werpt licht op de verhouding tussen inzicht en interesse in het rijk van de vrije markteconomie.

1.

Waar ook de om hun onberispelijke objectiviteit bekende deskundigen in hun controversiĂ«le standpunten weinig aandacht aan besteden, dat betreft de door het crisisbeleid tot stand gebrachte niet bepaald onbelangrijke voortgang inzake economische gesteldheid van de rijkdom, die te vermeerderen in Europa en elders de hoofdzaak is. Dat van staatswege en door de bevoegde centrale banken buitensporig veel geld werd geschept dat deze rijkdom definitief representeert, dit feit wordt wel degelijk waargenomen, als onvermijdelijke noodmaatregel gebillijkt en met het oog op eventuele inflationistische consequenties geproblematiseerd. Weinig aandacht krijgt daarbij de prestatie zelf die men zowel aanvaardbaar als riskant acht. Als ware het niet bijzonder vermeldenswaard dat de geldsommen – die het vermogen van de natie, namelijk alles wat haar economie vermag, niet alleen becijferen, maar waaruit het reĂ«el bestaat en waarmee het actief is – in hun absoluut en vooral relatief enorm gegroeide omvang allesbehalve kapitalistisch productief aangewend vermogen zijn, maar niets anders representeren dan de macht van de overheid die de gelding van het in haar opdracht geschepte geld decreteert. Zonder decreet van staatswege is er weliswaar ook anders nooit een geldig “wettig betaalmiddel”, dat zegt immers al zijn denominatie en de nationale – in het geval van de euro supranationale – naam bevestigt het. Maar onder reguliere kapitalistische omstandigheden is zo’n betaalmiddel kapitalistisch gecreĂ«erd, in omloop gebracht productief krediet; weliswaar schulden, maar tevens daarmee op gang gebrachte zaken, gerechtvaardigd door opbrengsten die het kapitalistische vermogen van de natie hoogstwaarschijnlijk laten groeien. Daarvan kan geen sprake zijn bij de per decreet gecreĂ«erde geldsommen waarmee de leidende naties van de wereldeconomie hun bankensector zijn bankroet afgekocht en het pure voortbestaan van het kapitalistische systeem gefinancierd hebben. Ze zijn niets anders dan het substituut voor alomvattend falende kredieten en voor het nog helemaal niet toereikend op gang gekomen zakenleven, “gerechtvaardigd” uitsluitend door de macht die het staatsgezag heeft over het wettige betaalmiddel.

2.

De geldsoevereiniteit van de leidende economische mogendheden sorteert effect, zonder twijfel. Hetgeen de overheden scheppen en garanderen, is niet te onderscheiden van de omloopmiddelen die de commercieel succesvolle kredietschepping van een intacte bankensector representeren. Voor de circulaire zaken van de kredietbranche met de staten die hun begroting incluis de kosten van hun crisisbeleid financieren met leningen bij de uit de crisis geredde en vrijwel gratis van liquide middelen voorziene kredietinstellingen, wordt het rijkelijk gebruikt; de zakenwereld waar het op aankomt erkent in zoverre de schulden van de staten nog steeds principieel als bron van bruikbare kapitalistische vermogens. Het verschil tussen reguliere kapitalistische vermeerdering van rijkdom en het gedecredeerde substituut voor mislukte en verder mislukkende groei is daarmee echter niet verdwenen. Dat maken de “financiĂ«le markten”, die het per decreet geschepte geld graag gebruiken om aan staatsschulden te verdienen, ondubbelzinnig duidelijk doordat ze hun overheidsklanten uiterst kritisch beoordelen en hun macht om hun krediet te garanderen met hun rente-eisen vergelijkend becijferen.

3.

Waar deze markten zich van geval tot geval aan oriĂ«nteren met hun – dagelijks gemodificieerde – rente-eisen aan de staten die hun schulden als geldkapitaal willen laten circuleren, is Ă©Ă©n ding. De zaak die zij speculatief beoordelen is ten eerste de regering met betrekking tot haar onbetwistbare macht over haar vestigingsplaats en haar doorzettingsvermogen in de concurrentie tussen de politieke soevereinen, en ten tweede het in de concurrentie bewezen kapitalistische prestatievermogen van de natie die ze regeert. Juist daarmee voeren de staten hun concurrentiestrijd tegen elkaar: met de effectiviteit en de reikwijdte van hun macht en met de kapitalistische prestaties waar ze hun natie toe nopen.

4.

Zodoende hebben de Europese partnerstaten door het inmiddels 6 jaar durende crisisbeleid opmerkelijke tussenresultaten teweeggebracht. Krap de helft van hen is via de vermeerdering van haar schulden haar kredietwaardigheid kwijtgeraakt: de prijs ten eerste voor de nederlagen die zich onder het regime van het gemeenschappelijke kredietgeld jarenlang geaccumuleerd hebben; ten tweede voor de verzwakking van hun autonome macht door de overdracht van hun geldsoevereinteit aan een supranationale instelling, die expliciet gemachtigd en gehouden is de een of andere eis van de participerende nationale overheden niet na te komen. Duitsland en enkele partners hebben hun kredietmacht ondanks “exploderende” staatsschulden enorm versterkt; ten eerste en vooral dankzij de concurrentiesuccessen van hun kapitalisten. Vandaar dat de Duitse regering, ten tweede, voor haar kredietbehoefte het minste is aangewezen op de geldschepping van de ECB en zich in het belang van de stabiliteit van het door de ECB geĂ«mitteerde kredietgeld sterk maakt voor zo groot mogelijke terughoudendheid bij het scheppen van liquiditeit voor de handel met de slecht gewaardeerde staatsobligaties van de zwakke partners; zo maakt ze de soliditeit van haar schulden geloofwaardig en verstevigt in ieder geval de afstand tot de Europese “bankroetstaten”, hetgeen de speculatie becijfert door gevarieerde rente-eisen aan de verschillende overheden in het eurogebied. Daarmee draagt Duitsland als economisch leidende mogendheid met intact eurokrediet echter ook de verantwoordelijkheid voor het voortbestaan van de muntunie. Die neemt het door de partners die hun kredietwaardigheid kwijt zijn krediet te geven, dan wel de kredieten die ze voor het overleven van hun staat nodig hebben toonaangevend te garanderen. En met diepe politieke zuchten over de zware last die de Duitse natie daarmee op zich neemt, versterkt de Duitse regering haar macht over de van haar garanties afhankelijke partners zodanig dat die het nauwelijks of helemaal niet meer uithouden.

*

Wat dat betekent voor Duitsland, Spanje en Oostenrijk staat in Gegenstandpunkt 1-2013; in de uitgave 2-2013 worden Groot-Britannië, Italië en Cyprus behandeld; in Gegenstandpunkt 3-2013 staan de argumenten over Frankrijk dat op zijn eigen manier lijdt onder zijn (dreigend) machtsverlies.

Met “Fair Trade” de wereld verbeteren

donderdag, oktober 17th, 2013

Uitbuiting in de Derde Wereld: een uitdaging voor de moraal van de westerse consument

1. Sinds de berichten over brandende of instortende textielfabrieken met talloze slachtoffers staan hongerloon en bovenmatige werkdruk aan de schandpaal. De consumenten in de centra van de mondiale markteconomie dienen te weten onder welke abominabele omstandigheden hun plunje wordt vervaardigd: “naaien en doodgaan voor het Westen”. En er wordt werkelijk geen detail verzwegen.

2. Voor zo min mogelijk loon het personeel zo veel mogelijk laten presteren: dit principe kent men hier te lande als normaliteit. Echter met extreem lage kosten maximale winsten behalen, dat laakt men in Bangladesh etc. als uitbuiting. Daarbij blijkt uit deze berichten dat de praktijk omtrent het “uitbestede naaiwerk” geen uitwas is, maar een extreem geval van de markteconomische regel. De “vereisten” ervan werpen licht op een globaal systeem van uitbuiting.

3. Als reden voor de weerzinwekkende productieomstandigheden in de Derde Wereld ontdekt onze kritische publieke opinie een soort “dat-laat-me-koud-houding van het Westen”; de ver van ons bed actieve ondernemingen verwijt ze stelselmatige “gewetenloze” uitbuiting – en verandert zo het systeemvraagstuk in een platitude van de moraal: er ontbreekt “verantwoordelijkheidsbesef”.

4. Uit de diagnose volgt de therapie: onbeperkte uitbuiting beperken! Maar wie moet dit doen? Hoog boven op de lijst van beperkers van het onbeperkte regime van de winst staan naast het beschaafde EU-kapitaal de voorbeeldige westerse verzorgingsstaten, die het werkvolk beschermen tegen het grofste. Op deze manier worden de daders als helpers aangeroepen (die wel een duwtje in de rug nodig hebben).

5. Zo belandt de therapie bij haar laatste instantie waar ze vanaf het begin heen wilde: de macht van de consument moet repareren wat de kapitalistische productiewijze aanricht. De leuzen van dit populaire initiatief luiden: “Fair trade” en “ethisch consumeren” – “sociaal verantwoorde” ondernemers belonen, “uitbuitingsbedrijven” bestraffen. Ongetwijfeld een uitermate constructieve kritiek: de consequentie verzachten zonder de oorzaken aan te tasten.

*

Een reĂ«el bestaande absurditeit: de mensen met hun behoeften aan T-shirts en broeken worden als klanten van de profiterende ondernemingen verzocht de ergste gevolgen van de uitbuiting te lenigen. Hoe? Door hogere prijzen te betalen om zo bij de profiterende ondernemingen iets af te dingen op hun nietsontziende calculaties; doordat men ze met geld schadeloos stelt voor de kleine winstdaling die ze zich zouden moeten aandoen als ze hun personeel iets beter behandelen en betalen. Donaties – dit keer niet aan de armen maar aan de rijken, de veroorzakers van nijpende armoede, opdat die iets minder grof omspringen met de armen.

*

Een ding staat vast, en daarvan gaan de critici van de ellende in de “arme landen” ook uit: druk uitoefenen ter verbetering van de troosteloze toestanden, dat kunnen uitsluitend diegenen die de concerns de economische macht verschaffen waarmee deze in Bangladesh en elders zo meedogenloos te werk gaan. En dat, ook daarvan gaan de critici uit, zijn niet de machteloze hongerlijders daar ter plaatse maar de massa’s in de centra van de wereldeconomie.

Zoveel staat echter ook vast: in de hoedanigheid waarin deze massa’s door Derde Wereldgroepen en Fair-trade-activisten tot actie worden opgeroepen, namelijk in de hoedanigheid van koopkrachtige en koopbereide consumenten, zijn ze niet de producenten maar de aanhangsels van de macht van de ondernemingen die de mondiale markteconomie beheersen. En als mensen in loondienst die daadwerkelijk de economische macht van het mondiaal agerende kapitaal produceren en vermeerderen, dus ook verzwakken en overwinnen kunnen, als bron van de kapitalistische rijkdom worden de inwoners van de Eerste Wereld juist niet aangesproken.

Daarbij is dit de enige samenhang tussen de verschillende economische werelden, tussen de topprestatie-proletariĂ«rs hier en de “arbeidsslaven” daar: qua economische positie – en niet slechts via toevallige kooptransacties – zijn ze daadwerkelijk collega’s: personifieerde productiekracht die door de kapitalistische ondernemingen wordt aangewend, namelijk voor de groeiende macht van hun geld; in technisch geperfectioneerde vorm en navenant winstgevend hier; uiterst goedkoop en onder belabberde werkomstandigheden ook behoorlijk lucratief elders. Zowel hier als daar verrichten “werknemers” dienst voor een rijkdom die hier en daar met het respectievelijke gangbare instrumentarium optreedt als commandomacht, winst uit hen haalt en hun afhankelijkheid van het eigenbelang van het eigendom perpetueert. Dit laatste althans zo lang tot het dienstbare personeel, op wiens superprestaties de wereldwijde commandomacht van de “werkgevers” hoofdzakelijk berust, zich voorneemt met zijn arbeidskracht iets beters te beginnen en het gebruik ervan door mondiale kapitalisten te beĂ«indigen. “Solidariteit met de arme naaisters” volgt daaruit dan vanzelf en is ook heel iets anders dan een holle (vakbonds)frase: een van zijn macht beroofd kapitaal kan ook de “armsten der armen” niet meer onder druk zetten.

*

Slotsom: wereldverbetering in de winkel loont

Misschien, heel weinig, voor “de naaister” in Bangladesh – indien voldoende goede mensen meedoen en ervoor zorgen dat zij daadwerkelijk iets krijgt van de verhoogde eindverkoopprijs. Waarschijnlijk, al iets meer, voor de onderneming die met hogere opbrengsten calculeren kan en voor haar winst geen goede mensen, maar managers nodig heeft. Vast wel voor de gemoedstoestand van de kleine radicale minderheid in de Eerste Wereld die de productieverhoudingen van de mondiale markteconomie weliswaar niet bepaalt, maar daarmee haar geweten belast en zich (mede)schuldig voelt: dat verbetert vermoedelijk de stemming.

In zijn geheel loont het in elk geval voor een mondiaal uitbuitingssysteem dat van de verontwaardigde critici niets ergers te vrezen heeft dan een prijstoeslag voor zijn duurzame financiering.

Uitvoerig in: Gegenstandpunkt 3-2013