Archive for maart, 2007

Het hedendaagse imperialisme

zaterdag, maart 31st, 2007

Oorlogsredenen ontstaan tijdens de vrede; wanneer ook anders. Omgekeerd is vrede de “toestand” die door oorlogen wordt teweeggebracht en die zonder oorlogsvaardigheid en -bekwaamheid helemaal niet te bereiken is. Dat wisten de oude Romeinen al; en volgens hun principe – “Si vis pacem, para bellum” – handelt in de 21ste eeuw nog steeds de NAVO wanneer zij zich verplicht tot directe staat van paraatheid voor minstens zes militaire acties tegelijkertijd – twee grotere oorlogen à 60 000 man en vier kleinere met 20 tot 30 000 man gevechtstroepen – om capabel en competent de wereldvrede te waarborgen.

In de loop der tijden hebben zich echter niet alleen de dimensies veranderd waarin de bevoegde strategen denken en handelen. Dat de grootmachten voor niets minder dan de wereldvrede verantwoordelijk willen zijn, geen enkel gewapend conflict buiten hun controle laten, overal kunnen ingrijpen en hun ingrijpen naar eigen goeddunken eisen, dat heeft – op z’n zachts gezegd – “ermee te maken” dat zij een werkelijk wereldomvattend kapitalisme tot stand hebben gebracht en hun economisch voortbestaan afhankelijk is van het voordeel dat zij uit deze kapitalistisch exploitabele wereld halen. Een dermate existentiële afhankelijkheid impliceert de noodzakelijkheid voor de grote profiteurs en is voor hun regeringen inherent aan het gebod te garanderen dat de politieke machthebbers in de hele wereld de deelname aan het globale zakenleven als objectieve basis, essentiële inhoud en bindend richtsnoer van hun heerschappij erkennen en ervoor zorgen dat iedereen in het gareel loopt. Daarbij vertrouwen de toonaangevende wereldpolitici geenszins op de objectieve dwang- en wetmatigheden van de wereldmarkt, die volgens de opvatting van moderne globaliseringtheoretici zelfs de machtigste staten tot machteloze handlangers van de oppermachtige economische verhoudingen hebben gedegradeerd. Voor het praktische politieke verstand is voldoende duidelijk dat zelfs de strengste objectieve dwangmatigheden en de geboden van de economische rede pas en slechts dan effect sorteren, als en zolang een soevereine staatsmacht vastbesloten meedoet en haar maatschappij het markteconomische geld verdienen als bestaansmiddel oplegt. Dan behelst echter elke markteconomische toedracht een dwang en alle momenten van het maatschappelijke reproductieproces zijn aanknopingspunten om de privé-macht van het geld chanterend te doen gelden. Maar om op deze wijze, in de geregelde banen van de commerciële chantagemanoeuvres met elkaar en met de hele wereld om te kunnen springen, hebben de leidende kapitalistische mogendheden een argument nodig dat de staatsmachten, die in laatste instantie enkel hun eigen, namelijk de “taal van het geweld” begrijpen, ervan overtuigt dat hun keuze voor het kapitalistische wereldsysteem net zo zonder alternatief is als de bevoegdheid van de machtigsten in kwestie orde en veiligheid van de globale gang van zaken, en dat de absolute noodzakelijkheid om “goed te regeren” volgens het democratisch-markteconomische voorbeeld onwrikbaar vaststaat. De noodzaak van een onbetwistbaar geweld staat buiten kijf omdat verantwoordelijke politici altijd wel ergens onruststokers ontdekken tegen wie hun vreedzaam economisch reglement moet worden verdedigd. Decennialang was het de Sovjet-Unie en haar socialistisch blok die het universalisme van de vrijheid van eigendom en haar objectieve dwangmatigheden belette en tegen wie dus orde en vrede moesten worden verdedigd; voor de totstandbrenging van de huidige globalisering van de markteconomische idylle waren niet minder dan een jarenlange Koude Oorlog, een voortdurend geperfectioneerde dreiging met nucleaire vernietiging en vele regionale oorlogen nodig. Het wereldoorlogssysteem, dat de leidende macht van de Vrije Wereld hiervoor door middel van bewapening en een netwerk van bondgenootschappen op touw heeft gezet is zoals bekend door zijn triomf over de grote uitzondering, het alternatieve systeem, allerminst overbodig geworden; veeleer benadert het zijn eigenlijke bestemming: niet langer verlamd door “tegenafschrikking” en “nucleaire patstelling” confronteert “het Westen” de wereld met zijn wil en zijn capaciteit tot militaire afschrikking en bekrachtigt beide door dreigingen en “asymmetrische” gevechtsacties tegen feitelijke of potentiële dissidenten waar ook ter wereld: en het traditionele verschil, de duidelijke scheidslijn tussen oorlogstoestand en vrede vervaagt. De hooggeachte regels van de vrije concurrentie op de wereldmarkt treden en blijven namelijk alleen dan in werking als ononderbroken kleine en grote veiligheidsproblemen gewelddadig worden opgelost. Zo echter, op basis van permanente militaire acties, is ook de geweldloze toepassing van deze regels in het economische verkeer tussen de naties gewaarborgd – een toepassing die blijkbaar heel wat chantagepotentieel doet gelden en net zo merkwaardige afhankelijkheden sticht als het opmerkelijke verdeling van rijkdom teweegbrengt.

Aan dat fraaie succes van het vrijheidlievende imperialisme kleeft wel een bezwaar: het ondermijnt de coöperatie waartoe zich de kapitalistische grootmachten in hun confrontatie met de gemeenschappelijke grote vijand in Moskou genoodzaakt zagen. Al tijdens de Koude Oorlog, waarvoor de VS haar Europese en andere bondgenoten nodig hadden en nuttig maakten en deze omgekeerd een beroep op Amerika als beschermende mogendheid van hun nationale belangen deden, werd door alle betrokkenen voortdurend uiterst kritisch overdacht of de resultaten van de gemeenschappelijke veiligheidspolitiek opwogen tegen de kosten. Niet alleen de kosten voor de bewapening, maar ook in hoeverre de bondgenootschapdiscipline, het rekening houden met de partners, het afzien van eigenmachtigheden en exclusieve rechten – met de koloniale gebieden van de twee West-Europese zegevierende mogendheden was het immers ook afgelopen, omdat er in de nieuwe Amerikaanse wereldorde daarvoor geen plaats meer was – de moeite waard waren, namelijk gecompenseerd werden door meer vrijheid van concurrentie en zakendoen, door toename van politieke invloed op de geallieerden en überhaupt door vergroting van strategische betekenis enz. De uitkomst van voorgenoemde, door wantrouwen gekenmerkte, statusherziening beogende inspanningen van de bondgenoten, wordt sinds de zelfopheffing van de Sovjetmacht niet meer door de gemeenschappelijke optie op een wereldoorlog vooraf bepaald: alle betrokkenen overwegen hun status opnieuw. Het collaterale nut dat hun oorlogsalliantie hen heeft opgeleverd: de gemeenschappelijke controlemacht, de competentie ter bevoogding van andere soevereinen, de verplichting van de partners tot concessies, de vrijheid om de gehele wereld voor hun economische activiteiten in beslag te nemen – dat wil niemand van hen missen; geen moderne imperialist wil terug naar de verdeling van de wereld in exclusieve invloedssferen. Anderzijds zijn allen, de leidende mogendheid evenals haar geallieerden, zeer ontevreden met de status van de nationale controlemacht, met het succesperspectief van de nationale economie, met de politieke en economische baten van de wereldvrede en met de politieke en financiële kosten van het daarvoor noodzakelijke universele afschrikkingregime; de strategische en materiële diensten die de VS van de andere grootmachten verlangt, corresponderen niet met hun economische belangen en aanspraken op macht, noch met hun wil door de Amerikaanse wereldmacht als gelijkwaardige tegenspeler te worden gerespecteerd; beide zijden strijden voor veranderingen; dat ondermijnt het politieke streven naar eenwording, waarop de gewone vreedzame concurrentie van de naties is gebaseerd, en dat geen van de verantwoordelijke machten wil beëindigen.

Zo functioneren wereldmarkt en wereldmacht tegenwoordig.

Uitvoerig na te lezen ( met actuele voorbeelden en “casestudies”) in Gegenstandpunkt 3-06

“Ruk naar links” in Latijns-Amerika

zondag, maart 25th, 2007

De opstand van Venezuela in de achtertuin van Amerika

Chávez in Venezuela, Morales in Bolivia, Correa in Ecuador en nu ook nog Ortega, de voormalige chef van de Sandinisten in Nicaragua! In Latijns-Amerika komen alleen maar verkeerde leiders aan de macht, in ieder geval volgens de officiële politiek en de mening van deskundigen hier te lande. Volgens hun eensluidende opvatting trekken deze machthebbers uit de onmiskenbaar desolate situatie van hun landen volledig verkeerde conclusies, streven zij naar economische en politieke doeleinden die de nodige deskundigheid ontberen, doen zij de massa “populistische beloftes” en verspillen daarvoor de middelen van hun naties. De publieke opinie, die in de meeste gevallen over een “gezond patriottisme” goed te spreken is, ontdekt dat er in Latijns-Amerika een gevaarlijk “links”-nationalisme om zich heen grijpt, en zij is diep ontevreden. Geen wonder! Het regeringsprogramma, dat door Chávez sinds enkele jaren uitgevoerd wordt en elders meer of minder vastberadene navolgers dreigt te vinden, druist fundamenteel in tegen alles wat de internationale zedenmeesters van de huidige wereldmarkt van deze landen als vanzelfsprekend eisen.

Opmerkingen over de slechte en de goede reputatie van een
anti-imperialistisch avontuur

De Chávez-regering doet een serieuze poging om Venezuela goed te regeren, volgens haar hoge maatstaf van zorg voor het volk en sociale rechtvaardigheid. Zij voert dit experiment uit in een wereld van staten die op de particuliere macht van het kapitaal berusten; om dit soort “goede” regeringen geven kapitalisten helemaal niets. Hun machtige regerende wegbereiders beoordelen elke uitzondering op de regels van het vrije kapitaalverkeer en de functionerende wereldorde, die op hun voordeel afgestemd is, als schade die per se beperkt en vroeg of laat hersteld moet worden. En daar blijft het niet bij. Chávez en zijn team ondernemen hun avontuur van volksvriendelijke heerschappij juist met de middelen van de imperialistische wereld waartegen zij zich keren: met geldopbrengsten uit de olieverkoop. Zij gebruiken daarvoor een bron van inkomsten waarover zij niet werkelijk beschikken: autonoom disponeren zij enkel over hun exporthit en niet over de betalingsbereidheid van buitenlandse belangstellenden, die met olie de kapitalistische accumulatie goed draaiende houden; een accumulatie die Venezuela weliswaar beoogd maar nooit van de grond gekregen heeft. Het volk waarover zij bovendien politiek beschikken levert geen middelen op voor een noemenswaardige politieke macht, laat staan voor een goede regering in de zin van een “Bolivariaanse revolutie”. De geldbron waarmee de regering van Venezuela haar programma van een anti-imperialistisch “good governance” financiert, moet Chávez voortdurend door speciale politieke inspanningen t.o.v. solvente klandizie veiligstellen:

  • Venezuela moet kunnen rekenen op de zakelijke interesses van de Noord-Amerikaanse olieconcerns, uitgerekend van die natie tegen wiens politieke bevoogding en inmenging de Chávez-regering zich verzet.
  • De commerciële en politieke interesses van andere, meer of minder met de VS rivaliserende grootmachten van de kapitalistische wereldeconomie, moet de Bolivariaanse Republiek zien te wekken en te onderhouden.
  • Voor het behoud van het nationale economische fundament moet Venezuela bovendien een bepaalde overeenstemming met zijn concurrenten, de andere olie-exporterende landen teweegbrengen en in stand houden.

Deze voortdurend bedreigde pogingen van Venezuela vinden in de wereldwijde pluralistische publieke opinie vele luidkeelse tegenstanders – en aan de andere zijde, in linkse kringen en onder globaliseringcritici, talrijke aanhangers. Het vrije democratische voorbehoud en de aantijgingen tegen Chávez en zijn “Bolivariaanse revolutie”, vooral vanuit de in West-Europese redactiekamers verzamelde imperialistische deskundigheid, worden gekenmerkt door een onverdraagzame geest, alsof de vijfde macht weer eens middels fanatieke lastercampagnes het begin van een communistische revolutie zou moeten voorkomen. De inspanning die Chávez doet om zijn heerschappij te consolideren wordt onder het verdict “ondemocratisch” geplaatst; ook als de man de meest solide legitimatie in vorm van verkiezingsoverwinningen kan tonen. Waar is echter dat de verkiezingen en referendums in Venezuela, in tegenstelling tot die in de thuislanden van de democratie, inderdaad niet alleen maar om de formele goedkeuring van de heersende verhoudingen door de slachtoffers ervan draaien, maar om de mobilisering van de achtergestelden voor een lang aanhoudende machtsstrijd, in zoverre feitelijk dus om meer dan de hier te lande gebruikelijke democratische procedures. Dat is reden genoeg om Chávez pure machtswellust toe te dichten. Als hij deze behoefte werkelijk zou willen botvieren, dan zijn er in de imperialistische wereld echter veel makkelijkere methoden dan het gebruik van staatsmacht en olie-inkomsten voor een volksvoedings- en -opvoedingsprogramma, waardoor de president zich alleen maar een hoop vijanden op de hals haalt, thuis en vooral bij de wereldmachten van wiens geld zijn heerschappij afhankelijk is. Het falen van zijn programma wordt al voorspeld: de oliebronnen zouden uitdrogen, de infrastructuur ineenstorten, als de daaruit voortkomende inkomsten niet langer de zakken van competente buitenlandse concerns en andere particuliere profiteurs vullen. Want alleen zij beschikken over de economische potentie land en bevolking te “ontwikkelen” – verzekeren de experts in hun schaamteloos gehuichelde zorg voor het welzijn van het “eenvoudige volk” van Venezuela. Een krantenkolom verder brengen dezelfde experts onbewogen ter kennis dat alle voorbije pogingen om het kapitaal als nationale ontwikkelingshelper te gebruiken, het gehele Latijns-Amerikaanse continent en vooral de massa in Venezuela in steeds diepere ellende gestort hebben. – Eerst werden staatskapitalistische experimenten met importsubstituties ondernomen, daarna aan het eind van de vorige eeuw de als “neoliberaal” getypeerde politiek van vrijhandel en uitverkoop van de natie in de praktijk gebracht. – In de optiek van de economische redacteuren is de besteding van overheidsgeld aan een kapitalistisch onbruikbaar, dus blijkbaar nutteloos volk, in ieder geval zinloos oneigenlijk gebruik van geld dat uitsluitend in handen van potente multinationals en onder de hoede van de globale financiersbranche hoort. Daarvan zijn de bevoegde opiniemakers uit het rijk van het vrije pluralisme volstrekt overtuigd en zij pleiten daarom allerminst voor geduldige passiviteit maar tegen elke vorm van “laisser-faire”. Een serieus bedoeld, door olie-inkomsten gefinancierd programma ter bestrijding van armoede past eenvoudigweg niet bij de globale markteconomie! Voor de markteconomische deskundigheid is een dergelijk programma wereldvreemd, dus absurd. In haar ogen brengt dat uiteraard niet de globale triomftocht van de markteconomie maar het afwijkende programma in diskrediet, en zij hamert erop dat de systeemvijandige avonturiers gestopt en hun avonturen liever vroeg dan laat beëindigd moeten worden.

In tegenstelling tot deze anti-Chávez politiek verklaren verscheidene comités en initiatieven van linkse globaliseringcritici zich solidair met Venezuela, zijn arme bevolking en zijn president. Zij laten zich niet irriteren door de verbitterde vijandelijkheden tegen zijn project van een “Bolivariaans” “socialisme van de 21ste eeuw” – begrijpen willen zij echter ook niet hoe meedogenloos het oordeel tegen dissidenten van de markteconomische codex uitvalt, dat de burgerlijke globaal regerende machthebbers van het democratische “good governance” vellen. In feite tonen ze geen werkelijke belangstelling voor de imperialistische wereldorde, die inderdaad niet kan velen als er ook maar ergens een regering met een massavriendelijk programma uit het gareel loopt. Daarom reageren de beschermheren van de wereldorde met buitensluiting en boycot en zij hebben Venezuela op de kandidatenlijst voor een “regimewisseling” geplaatst. De sympathisanten van anti-imperialistische projecten als in Venezuela zijn allesbehalve onder de indruk van het inzicht dat de machts- en onderdrukkingsverhoudingen in de huidige statenwereld op de raison d’ état van de grote markteconomische democratieën berusten, in wier metropolen de meesten van hen thuis zijn. Deze staten leiden uit de macht en de reikwijdte van hun belangen het recht af waar dan ook ter wereld “verantwoording te nemen” en voor verhoudingen te zorgen waarin landen en bevolkingen wereldwijd de kapitaalvermeerdering dienen. Om die reden zijn deze verhoudingen, die de wereldordebewaarders waarborgen, ook slechts daar af te schaffen waar hun macht dag in dag uit gereproduceerd wordt, waar de werkelijke wereldleiders hun machtsbasis hebben.

Deze kritiek zou echter niet samengaan met de “hoop op wereldverbetering” die de vrienden van Venezuela op Chávez vestigen. Uitgerekend zijn voortdurend bedreigd experiment, met de vrijheid van een soeverein een deel van de geldinkomsten uit de internationale energiehandel voor zijn volksmassa’s te gebruiken, hetgeen de economische wereldmachten als oneigenlijk gebruik veroordelen, beschouwen zij als bewijs dat “een andere wereld mogelijk” zou zijn. Dat klopt uiteraard – echter alleen dan als de voorstellingen omtrent een “andere”, betere inrichting van de wereld buitengewoon bescheiden gedimensioneerd zijn en de klemtoon bovendien op “mogelijk” ligt. Maar zo terughoudend zijn de vrienden van een “Bolivariaanse revolutie” niet. Zij houden van een Venezuela waar zij hun eigen favoriete idealen verwezenlijkt zien:

  • Een eldorado van de basisdemocratie – terwijl de Chávez-manschap met de vervelende noodzakelijkheid te kampen heeft een toereikende massabasis voor haar afwijkend staatsprogramma te mobiliseren, achter zich te scharen en tot consequentie te verplichten.
  • Een herboren “socialisme van de 21ste eeuw” – terwijl het daar vooral erop aankomt met behulp van petrodollars en -euro’s de overlevingskansen van de massa’s te vergroten, verpaupering en verwaarlozing in te dammen en een werkverschaffingsprogramma van de grond te krijgen, dat echter hoofdzakelijk onproductieve banen voor het volk creëert.
  • Zij vestigen hun hoop op het “mogelijke” begin van het einde van het Amerikaanse “dollarimperialisme” – terwijl Venezuela’s regering de grootste moeite heeft zich in de windschaduw van de toonaangevende imperialistische rivaliteiten staande te houden.

Zo wordt het Venezuela van president Chávez het volgende tussenstation van linkse kringen op hun voortdurende zoektocht naar gunstige gelegenheden voor een hoopvol bestaan in een verkeerde wereld.

Uitvoerig na te lezen in : Gegenstandpunkt 1- 07

(www.gegenstandpunkt.com)

maandag, maart 5th, 2007