Al Qaida, IS (Islamitische Staat), Hamas in Palestina, ayatollahs in Iran, Hezbollah in Libanon, Taliban in Afghanistan en Pakistan, Boko Haram in Nigeria, Morsis moslimbroederschap in Egypte, de salafisten… – ze gelden allemaal als islamitische fundamentalisten. Als ze in de media worden genoemd, hechten de journalisten hen adjectieven aan als ‘radicaal-islamitisch’, ‘islamistisch’ of ‘fundamentalistisch’ en menen daarmee al het essentiële over deze bewegingen te hebben gezegd. Als de media zulke bewegingen als ‘islamistisch’ bestempelen, hoeft men over hun overtuigingen niet meer te weten dan: ‘Die passen niet bij ‘ons’ in het vrije Westen’.
– ‘Ze zijn vijanden van de vrijheid.’
– ‘Onderdrukken vrouwen.’
– ‘Verklaren de Israeelse Joden vogelvrij.’
– ‘Zijn intolerante fanatici die hun seculaire islamitische geloofsbroeders of die met een andere confessie (Soennieten/ Sjiieten) opblazen.’
– ‘Willen de niet-islamitische rest van de wereld tot het islamistische fundamentalisme bekeren.’
– Kortom: ‘Ze zijn terroristen’ met wie men niet discuteert, maar die men bestrijdt.
Het woord ‘islamistisch” behelst een compleet vijandbeeld. Voldoende reden voor ons om iets uit te diepen wat het ‘islamitische fundamentalisme’ is en wil.
Stellingen over het islamitische fundamentalisme
1.
Het is verkeerd het fundamentalisme van de Islam af te leiden uit een bijzondere eigenschap van deze religie en zich daarvoor over de Koran en de Arabische geestesgeschiedenis te buigen. Nader bekeken is elke religie fundamentalistisch: een morele waan die van zichzelf beweert theoretisch waar en praktijkrelevant te zijn. Elke religie laat zich echter ook in vrijwel elke politieke heerschappij integreren en zich tot morele, goed en kwaad beoordelende instantie van willekeurige maatschappelijke en economische verhoudingen maken. Inzake minachting van het verstand, grootheidswaan en aanpassingsvermogen is er geen verschil tussen de wereldreligies.
2.
De politisering van de Islam komt niet voort uit een bijzondere, van de privé-religie van het Westen verschillende rol van de religie in Arabische landen of het Nabije Oosten. Hier als daar is de religie minstens een, vaak de geldige interpretatie van rechten en plichten. De benoemde hoog- en laaggeplaatste herders beoordelen de godgevalligheid van het handelen van heren en knechten. Ze begrijpen zich als de agenten van de ideële gemeenschap die aan de werkelijke haar recht toewijst; ze dirigeren de volksmoraal en organiseren het patriottisme. De wereldse leiders weten doorgaans de macht van de geestelijke leiders te waarderen – en organiseren in de Occident als in de Oriënt een prachtige symbiose tussen geestelijke en wereldse macht. Beide profiteren door elkaar te dienen.
3.
De religie is op elk gebied bevoegd; ze bekritiseert veel – juist omdat ze rechtvaardigt. Voor haar vermaningen eist ze gehoor; om zich daarmee door te zetten mag ze niet conflictschuw zijn. Tot tegenstander van de staatsmacht wordt de religie echter als ze zich, namelijk haar rol als organisator van de zedelijke volksgemeenschap bedreigd ziet – en daarom de zedelijke gemeenschap zelf waarop ze het nationale samenleven gebaseerd waant. In zo’n geval insisteren de godgeleerden erop zelf de ware representanten van het volk te zijn en betichten de regering niet alleen van zonde tegen het Opperwezen, maar van volks- en landverraad. Met haar goddeloze oriëntatie aan volksvreemde waarden verzwakken de politieke elites de zedelijke gemeenschap, ondermijnen de nationale identiteit en geven het vaderland prijs aan een vijandig buitenland.
4.
Als de gelovigen in al hun devotie hebben besloten dat het bestaan onder de verwerpelijke staatsleiding niet langer draaglijk is en berusting in het lot nu zonde zou zijn, worden ze tot politieke partij en beramen de opstand. Ze ruien het goede volk op tegen de staatsmacht en propageren het ware islamitische leven. Bij hun pogingen het volk diens fatsoen en vaderland terug te geven, moeten ze echter constateren dat de macht van de ongelovige duivels, die ze willen verjagen, in belangrijke mate steunt op het goddeloze leven van het volk. De islamisten zien zich voor de taak gesteld een van boven naar beneden bedorven volkslichaam te helen. De machtstrijd die ze op touw zetten richt zich daarom maar half tegen de staatsmacht – de andere helft richt zich met doelgerichte en willekeurige terreur tegen het zondige alledaagse leven.
5.
Als de gelovige redders van de natie de macht hebben veroverd continueren ze, in bezit van de staatsmacht, de morele terreur waarmee ze om de macht hebben gestreden. Dat is de hervorming die ze beogen. De economische middelen van de natie die ze erven en op de een of andere manier beheren, zijn niet hun thema.
6.
Voor de mogendheden die de wereld en de wereldmarkt beheersen is het islamitische fundamentalisme als oppositiebewegings alsook als islamitische staat een vijand. Dat men ook met deze staten zaken kan doen, olie kopen en fabrieken verkopen, doet daar weinig aan af.
Uitvoerig toegelicht in Gegenstandpunkt 1-95