Praktische ophelderingen over de logica van verontwaardigde vaderlandsliefde uit verschillende Europese kapitaalvestigingsplaatsen
Op elkaar lijkende buitengewoon sympathieke, even hardnekkige als populaire politieke gezindheden horen blijkbaar thuis in het Europese Avondland. De nationale afgrenzing van een nationaal ‘wij’ van ‘de anderen’ die principieel storen en niet ‘erbij’ horen, hoort kennelijk onuitroeibaar ook en juist bij een ‘Europa zonder grenzen´. Het is het gepraktiseerde wereldbeeld van nationaal gezinde burgers: hun bereidheid tot aanpassing aan weinig tevredenstellende omstandigheden gaat gepaard met de duiding van alle levensomstandigheden als kans en recht waarop de inlandse burgers aanspraak mogen maken, maar anderen niet.
*
De lidstaten van de EU worden door patriottische Europeanen geregeerd. De tegenstrijdigheid tussen Unie en vaderland die ze tot heersende raison d’état hebben gemaakt en onvermoeibaar verder ontwikkelen, heeft na jaren van crisis en crisisbestrijding een vergevorderd stadium bereikt. De politieke richtlijn die de club heeft bijeengebracht – elk lid poogt uit de vereniging voor zich in concurrentie tegen de anderen meer kapitalistische rijkdom en politieke macht te halen dan hem zonder binnenmarkt en gemeenschapsrecht en eenheidsmunt mogelijk zou zijn – heeft lang genoeg effect gesorteerd om tot haar onvermijdbaar resultaat te leiden: de scheiding van de deelnemende naties in winnaars en verliezers in een vorm die allen in toenemende mate ondraaglijk vinden. De bevoegde overheden krijgen bijgevolg nieuwe taken. De enen moeten binnen de Europese Unie de schades van hun concurrentienederlagen bolwerken en zich voor het terugwinnen van hun nationaal concurrentievermogen voorwaarden laten dicteren die nauwelijks of helemaal niet na te komen zijn. De anderen – en vooral één ander – boeken een enorme winst aan richtlijnbevoegdheid tegenover hun partners en ervaren tegelijk de zwakte van hen als vermindering van het concurrentiesucces dat ze ten koste van hen hebben behaald.
Hoe de regerende Europeanen met deze situatie omgaan, is één zaak; een andere is hoe de geregeerde patriotten ze gewaarworden en inpassen in hun staatsburgerlijk wereldbeeld. Van de toenemend ongelijke verdeling van politieke en economische potentie en richtlijnbevoegdheid tussen de partners nemen de geregeerden in ieder geval nota – en dat adequaat verkeerd. De enen voelen zich in hun nationale eer gekwetst, de anderen, als herrenvolk dat alles juist doet, zowel bevestigd als misbruikt; wie het niet vanzelf zo ziet, wordt door zijn nationale media toepasselijk op de hoogte gebracht.
*
Van imperialisme nemen de Europese regeringen afstand. Maar dat de wereld avondlandse waarden nodig heeft, juist daar waar ze op net zo weerbare als betaalkrachtige ambassadeurs van markteconomie, democratie en systeemvrome satire niet werkelijk heeft gewacht, en dat zij verplicht zijn de volkeren van deze wereld het criterium van nationale schuldendraagkracht als grondbeginsel van een verstandig staatsbelang en de wil tot onvoorwaardelijke aanpassing als staatsburgerlijke basisbagage bij te brengen, waar die zich niet vanzelf in hun ellende schikken: daarvan gaan de gekozen leiders van de vrije wereld uit. Ze zetten nationale rijkdom in om voor hem in de wereld groeivoorwaarden te scheppen; ze oefenen politieke invloed uit; waar die niet naar wens indruk maakt, deinzen ze ook niet terug voor gewapend ingrijpen – het liefst via ‘leading from behind’ door inheemse bevolkingsgroepen te laten vechten. Uit hun optredens komen nieuwe taken voort: ze krijgen te maken met nieuwe vijanden die met bloederige daden en navenante selfies willen bewijzen dat ze in al hun onmacht door de echte machthebbers toch serieus moeten worden genomen. Een heel andere elite onder de slachtoffers van de heersende wereldorde duikt ongevraagd en niet besteld op in de vaderlanden van wereldgeld, gevechtsdrones en vrijheid van meningsuiting en zoekt daar een overlevingskans, die maar een minieme minderheid van hen krijgt geboden. Voor de Europese leiders maakt dat deel uit van de kosten die ze moeten dragen vanwege hun verantwoordelijkheid voor het lot van de moderne statenwereld, en die ze hooguit met elkaar en met hun trans-Atlantische partner en niemand anders willen delen.
De samenhang tussen mondiale verantwoordelijkheid van hun overheden en lokaal te dragen gevolglasten begrijpen de geregeerden op hun manier. Namelijk zo als ze altijd hun verhouding tot het hoogste gezag praktiseren: per opsplitsing in de plicht tot deugdzaam uithouden en instemming met de ambtelijke agenda enerzijds, ontevredenheid over de consequenties voor het eigen streven naar voordeel anderzijds. Daarbij vinden zich – ook dat als altijd – de enen door de nationale wereldpolitiek uitgedaagd hun onvoorwaardelijke wereldopendheid te benadrukken; de in de regel ‘zwijgende meerderheid’ concludeert normaliter uit de last, als die ze haar overheid in de praktijk aan den lijve ondervindt, lasten die haar overheid zelf zou hebben te dragen en ruziet met haar regering die uit min of meer onbegrijpelijke redenen dienstbaar is aan vreemde belangen ten koste van het eigen volk.
*
De conjuncturen van de nationale politiek laten regelmatig politieke figuren en partijen ten tonele verschijnen die hun kritiek op de nationale prestaties van de regerenden, de gewoonlijke betweterij van een gevestigde oppositie overstijgend, verwerken tot extra aanbod aan het patriottische politieke misnoegen resp. het door de politiek teleurgestelde patriottisme (‘Politikverdrossenheit’): aan een geesteshouding die ze, terecht, bij hun volk vermoeden. In hun verwijt ‘algemeen politiek falen’ valt het onderdanen-ideaal van een onvermoeibare en daardoor succesvolle dienst van de overheid aan haar burgers volstrekt samen met het overheidsstandpunt van absolute en daardoor succesvolle soevereiniteit. Aangesproken wordt daarmee de elementaire staatsburgerlijke verbeelding ‘baas in eigen huis’ te zijn – eigenlijk; geanimeerd wordt de voorstelling vanwege het gebrek aan doortastendheid van overheidswege juist dit niet meer te mogen zijn en daarom getroffen te zijn door alle beproevingen die de moderne mensen storen; voorzien wordt het zo gemobiliseerde patriottische oordeelsvermogen van gemakkelijk bevatbare voorlichtingen over de wijdverbreide heteronomie (vreemde invloed), die het eigen vaderland voor het goede volk onherkenbaar maakt.
Van dit verkeerde bewustzijn zijn er thans in Europa verschillende varianten. Enkele daarvan zijn onderwerp in Gegenstandpunkt 1-15