Archive for december, 2008

Crash en crisis I

dinsdag, december 9th, 2008

I. “Zwaar weer / economische tsunami”: de financiĂ«le elite decimeert niet alleen haar eigen vermogen, maar ze laat de gehele wereld voelen hoezeer zelfs de slechtst betaalde figuranten in het economische leven volkomen afhankelijk zijn van haar financiĂ«le kunsten – en wat blijkt? Nooit in zijn lange geschiedenis had het kapitalisme meer fanatieke aanhangers dan uitgerekend nu; geen “vertrouwensverlies” te bespeuren; ook de vakbonden hebben de ernst van de situatie begrepen: “het zijn economisch onzekere tijden” (FNV-advertentie). En wat volgt daaruit, behalve lage looneisen en: – FNV Bondgenoten. Juist nu. – ? Loyaliteitsverklaringen aan het kabinet: de meest ingrijpende en rĂŒcksichtsloze reddingsmaatregelen van overheidswege wenst men van harte veel succes. De verontruste en verontwaardigde bevolking richt haar verwijten uitsluitend aan het adres van de speculanten. Die zouden op grond van hebzucht, begunstigd door een gebrek aan toezicht, hun plicht tot kredietverstrekking hebben verzaakt – deze op zichzelf verdienstelijke “dienstverlening” voor de productieve economie; een compliment verpakt als klacht. Zelfs critici die zich links of socialist noemen, stellen hun (milde) kritiek op het systeem – “voorlopig” – uit en doen met groot verantwoordelijkheidsbesef constructief bedoelde voorstellen voor de redding en het herstel van het kapitalisme – natuurlijk door verwijdering van de voorvoegingen “turbo”of “roofdier”:

Een schadelijk “misverstand”.

Het heersende markteconomische systeem bestaat immers niet uit twee helften: enerzijds een goede helft waarin rechtschapen werkgevers hun vlijtige werknemers van een redelijk inkomen voorzien en betrouwbare spaarbanken de economische vooruitgang financieren; en anderzijds een slechte helft waarin “neoliberale” overdrijvingen en uitwassen het idyllische leven in de markteconomie eerst tot een hel maken en vervolgens ook nog vernielen door crisisachtige ontsporingen in de financiĂ«le sector.

Ten eerste heeft de vermeende goede helft generlei positieve kanten: het normale bestaan in de – sociale, liberale of neoliberale – markteconomie is onderworpen aan de noodzakelijkheden van het geld verdienen, het beïnhoudt dus niets anders dan het werken voor kapitalistische zaken; en de heerschappij van het geld wordt niet attractiever door het feit dat ze nu door het “falen” van haar eigen schepsel – de bank- en beurssector – in moeilijkheden raakt.

Ten tweede functioneert het armzalige dagelijkse leven in het kapitalisme – met of zonder “globalisering” – sowieso nooit zonder de kredietsector en de diverse varianten van aandelenhandel, derivaten en hedgefonds die de laatste maanden disfunctioneren: waar het geld heerst, heeft nu eenmaal het krediet de macht. Daarom is het

ten derde uiterst onverstandig dat diegenen die toch niets te zeggen hebben hun hoop vestigen op de redding van dit superieure systeem – uitgerekend omdat het door de financiers en andere profiteurs momenteel wordt ontwricht.

De financiĂ«le crisis maakt een paar dingen duidelijk over dit systeem dat net door krachtdadig overheidsoptreden wordt gestabiliseerd; men zou kunnen beseffen, ook zonder parlementaire enquĂȘte, hoeveel geweld en absurditeit daaraan inherent zijn: aan de markteconomie, de crisis en de staatssteun.

II. De financiĂ«le sector is momenteel aan het crashen, deze of gene “banca” is “rotta”, gigantische hoeveelheden kredietpapieren gaan in rook op, dus de overheid moet reddend optreden. In de ogen van politici en opinievormers van links tot rechts heeft het “neoliberale dogma” zichzelf ontmaskerd: de markt is niet in staat om zichzelf te reguleren; alleen het vastberaden optreden van de politieke macht kan de ramp nog voorkomen; de overheid moet eindelijk ingrijpen – zo luidt het diepe inzicht. Hoe wijdverbreid deze opvatting ook is, ze is ronduit verkeerd omdat de overheid altijd al “betrokken” is bij de activiteiten van de financiĂ«le sector. De symbiose tussen bankinstellingen en overheid vestigt ĂŒberhaupt eerst de macht van het geld over de samenleving en daarmee de macht van de banken om het gehele economische leven tot middel van hun winst en groei te maken. De overheid redt, als ze het financiĂ«le systeem redt, haar eigen creatie en regime. Bondgenoten zijn er voldoende.

Misschien kan de radicale SP daarbij helpen met haar 30 voorstellen voor hervorming financieel stelsel, bijvoorbeeld: “Het toezicht op banken moet voortaan onder verantwoordelijkheid vallen van het land waar de handel plaatsvindt, niet in het land waar het hoofdkantoor van een bank staat (
) om de doorgeslagen aandeelhoudersmacht terug te draaien en de perverse bonussencultuur af te schaffen.” Amen. Heel veel nationale toezicht over internationale speculanten en sprinkhanen, perverse roofridders en doorgeslagen geldwolven die onze brave banken en mooie markteconomie economisch onzekere tijden bezorgen.

Of de nog radicalere NCPN: “Een belangrijke eis voor het bestrijden van de crisis is stoppen met het neoliberale beleid. Er moet worden geĂ«ist (
) betere arbeidsvoorwaarden, betere koopkracht (
) het socialiseren van de energiesector, het openbaar vervoer, zorginstellingen, enz. Het geld dat Wouter Bos ‘tevoorschijn kan toveren’ moet ingezet worden voor het ontwikkelen van maatschappelijk nuttige en noodzakelijke werkgelegenheidsproramma’s met goede arbeidsomstandigheden en lonen…” Twee keer amen. Het kapitalisme, aangedreven door zonne- en windenergie, zou bijna paradijselijk kunnen zijn, als het geen kapitalisme zou zijn


Crash en crisis II

donderdag, december 4th, 2008

Bijna 20 jaar na de triomfantelijke overwinning over het “reĂ«le socialisme” verkeert het mondiale kapitalisme in zijn tot nu toe diepste economische malaise; een crisis die het kapitalisme niet door zijn tegenstanders of onvrijwillige slachtoffers werd toegebracht, en ook natuurrampen of geslaagde terroristische coups van “het kwaad” zijn daaraan onschuldig. De crisis die dit systeem (en bijgevolg de hele wereld) momenteel zoveel problemen bezorgt, deze crisis heeft het zelf teweeggebracht.

Daarbij springt in het oog dat de actuele catastrofale toestand van het naoorlogse kapitalisme uitdrukkelijk niet bestaat uit de alom bekende uitwerkingen van de globale vermeerdering van geld en kapitaal:

– niet uit de tig miljoen hongerlijders die reeds werden geteld toen de internationale zakenlieden zich nog hoogst tevreden toonden;

– niet uit de oorlogen en conflicten tussen nationaalstaten die om economische en politieke invloedssferen concurreren;

– niet uit de verwoesting van het natuurlijke leefmilieu, de weliswaar “betreurenswaardige” maar “nu eenmaal onvermijdelijke bijwerking” van de onstuitbare groei van het eigendom van de bezittende klasse;

– niet uit de globale uitbuiting van de “bezitlozen” die onderling concurrerend steeds meer arbeidsprestaties voor steeds minder loon moeten leveren.

Dat alles en nog veel meer was er al voor de crisis – als noodzakelijk gevolg van het feit dat de gezagdragers en zakenmensen de bronnen van rijkdom in alle continenten toegankelijk hebben gemaakt en optimaal uitgeput. De crisis waaronder de heersende elite van de wereld momenteel zo diep lijdt, is dus niet te verwisselen met het lijden van diegenen die ook al bij de slachtoffers hoorden toen de wereld voor de economische en politieke bovenlaag nog in orde was. Sinds de meeste grenzen open zijn, heeft het globale kapitalisme de gehele wereld in zijn functioneel middel veranderd: alle landen zijn geschikt voor exploitatie, wetenschap en techniek zijn ontwikkeld en de arbeiders functioneren wereldwijd naar wens. Maar nu is alarmfase rood, de bank- en beurszaken gaan failliet en ruĂŻneren ook de “reĂ«le” economie (geen wonder: door de ontwaarding van de financiĂ«le sector en het krimpen van het krediet zien industrie en handel zich weer geconfronteerd met de grenzen van markt en koopkracht waarvan ze door de kredietbranche relatief onafhankelijk werden gemaakt): het ware doel van het kapitalistische systeem, van geld meer geld te maken, wordt in toenemende mate onbereikbaar.

De bezittende klasse deinst er niet voor terug om de overige wereld de consequenties van deze crashes te verduidelijken en tegelijkertijd stapsgewijs te realiseren: als de aanspraak van banken, geldbezitters en geldschieters op vermeerdering van geld en beschikking over steeds meer geld ijdele hoop blijkt te zijn, dan is de rest van de samenleving de dupe.

– Als de huizen en hun bewoners de aanspraken van de kredietbranche op aflossing en rente teleurstellen, zijn ze waardeloos. De huizen worden ontruimd en vervallen; de bewoners zijn dakloos en verkommeren.

– Als “het bedrijfsleven” van moderne landen niet in staat is zijn personeel winstgevend uit te buiten en de producten binnen de concurrentie met andere kapitalisten op de wereldmarkt te verkopen, als er dus geen (of onvoldoende) rendement wordt behaald zodat de aanspraak van ondernemers en investeerders op aanhoudende groei onbevredigd blijft, dan worden gehele industrieĂ«n gesloten. De fabrieken hebben schrootwaarde, het personeel is overbodig.

– Als de financiĂ«le kapitalisten er niet in slagen om “hun” geld – dat zij via de banken bij de rest van de samenleving tegen rentebeloftes hebben geleend – te vermenigvuldigen door kredietverstrekking aan andere kapitalisten en/of door financiĂ«le speculaties, dan zijn de vermogens van de bankklanten, het geld van de samenleving en uiteindelijk de valuta niets meer waard.

De diverse kapitalisten laten onmiskenbaar blijken dat hun waardering voor deze wereld afneemt naarmate haar bruikbaarheid voor hun zelfverrijking vermindert. Dat was al voor de crisis niet anders. Nu hun zelfverrijking stagneert, bewijzen zij in de praktijk hoeveel vernietigingskracht – ook ten opzichte van hun eigen economische basis – deze calculatie behelst. Zij laten eerder de voorhanden materiĂ«le rijkdom, het economische leven van de samenlevingen en de daarvan afhankelijke mensheid ten onder gaan dan af te zien van openstaande vorderingen en aanspraken op winst en rente – zo en niet anders doen het recht en de logica van het eigendom zich gelden.

In het najaar van 2008 bekennen de financiële kapitalisten aller landen dat ze in een serieuze crisis zitten en vragen om hulp. Die blijft niet uit. Overal ter wereld reageren de staten en regeringen onmiddellijk en trekken tot nu toe ondenkbare hoeveelheden geld uit om de banken te steunen, hun slechte kredieten op te kopen, desnoods van overheidsgeld te voorzien en zo een nieuw begin van hun zegenrijke activiteiten mogelijk te maken.

Van de ene dag op de andere herroepen zij hun eigen leugen over de staat die zich niet moet bemoeien met de economie; en ook het verzinsel over het onvermijdelijke bezuinigingsbeleid, de lege schatkist en de “helaas” ontbrekende financiĂ«n voor de “losers” van deze productiewijze wordt ad acta gelegd. Dat de overheid zich niet met de economie zou moeten bemoeien: geen woord van waar!; dat de schatkist leeg zou zijn: geen sprake van! In de praktijk maken zij duidelijk welke noodsituatie echt belangrijk is en waarvoor het geld van kapitalistische staten in ernstige situaties werkelijk dient: voor de redding van het banksysteem – de zogeheten “financiĂ«le ruggegraat van het bedrijfsleven” –  zodat het zijn dienst kan verrichten voor de groei van de nationale economie. Opdat de banken en beurzen hun functies voor het markteconomische systeem en de daarop berustende uitbreiding van de statelijke macht weer kunnen vervullen, beschouwen de redders van overheidswege geen geldsom als te groot, geen prijs als te hoog.

Voor de regeringen waar ook ter wereld staat onwrikbaar vast: hun reddingsacties zijn zonder alternatief. Alle doelstellingen en voornemens van de overheid moeten zich daaraan onderschikken; de gevolgen die de naties en hun economisch leven te wachten staan, zijn zonder meer te aanvaarden: in hun kapitalistische samenleving is immers alles afhankelijk van de succesvolle vermeerdering van geld en krediet. De consequenties zijn weliswaar nog niet precies te overzien, maar één ding is blijkbaar honderd percent zeker en wordt dagelijks luidkeels aangekondigd: voor de overwinning van de crisis moeten diegenen offers brengen die ook al tijdens de gunstige conjunctuur de slachtoffers van de markteconomie waren. Als belastingsbetalers, bankklanten, loonafhankelijke werknemers en gepensioneerden wordt de geëxploiteerde bevolking van het kapitalisme gedetailleerd voorbereid op hogere kosten, lagere lonen en pensioenen, werkloosheid en slinkend spaargeld en vertrouwd gemaakt met het alternatief voor de geëiste beperkingen en ontberingen: anders zou het gehele economische systeem in gevaar komen en ineenstorten.

Voor de loonafhankelijke massa’s valt er dus niets te lachen als de zaken van de zakenlieden op alle niveaus mislukken. Maar moeten zij zich daarom laten inspannen voor de redding van een systeem waarin zij ook tijdens voorspoedige conjuncturen uitsluitend bestemd zijn voor de vermeerdering van rijkdom die ze weliswaar produceren, maar die niet van hen is? Moeten zij zich door linkse en rechtse politici en vrije media op morele manier* laten ophitsen om schuldigen op te sporen – “geldzuchtige gokkers” en soortgelijke louche figuren – en zo het systeem vrij te pleiten? Moeten zij achter de succesvolle uitbuiting staan omdat het mislukken ervan nog erger is? Kortom: moeten zij alles slikken wat overheid en kapitaal hen voorschrijven en voor altijd de rol spelen van gewillige en goedkope arbeidskrachten? Of zeggen zij eindelijk hun dienst op om zich de rijkdom van de wereld toe te eigenen en de regie over hun economisch bestaan zelf in handen te nemen? Daarvoor moet echter de actuele crisis van het kapitaal worden veranderd in de ultieme crisis van het kapitalisme.

*zie ook De moraal op deze website