Een korte tussenbalans ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid
1.
Europa verkeert in een schuldencrisis. Zoiets gebeurt als internationale financiële investeerders weigeren een staat vers geld te lenen. Ze schatten in dat deze staat voor hen niet langer lucratief is, dat hij op den duur de rente die hij voor hun kredieten verschuldigd is niet langer garanderen kan. En als zo’n staat niet geschikt lijkt om banken en beleggingsfonds te verrijken, investeren ze nu eenmaal niet meer in zijn begroting. Dan is de staat failliet en kan zijn deuren sluiten. Dat een staat met al het maatschappelijke leven dat van hem afhankelijk is voor het financiële kapitaal rendeert, is blijkbaar zijn eerste bestaansvoorwaarde. Als hij geen rente meer betalen kan aan zijn schuldeisers heeft hij “boven zijn stand geleefd”, was alles zinloze verspilling wat hij ondernomen en ingericht heeft.
2.
Wat is er aan de hand als een staat de rente voor zijn schulden niet meer betalen kan? Dan zijn de inkomsten uit belastingen niet meer voldoende, noch voor de uitgaven die de regering noodzakelijk vindt, noch voor de verschuldigde rente. Dat de inkomsten niet voldoen, was echter al de reden daarvoor dat de staat überhaupt schulden maakt. Als de geldgevers hem niet meer toestaan verdere, nieuwe schulden te maken, geloven ze niet langer dat zijn beleid erin slaagt uit de samenleving de benodigde belastingopbrengsten te halen die de schulden tot duurzaam sprankelende geldbronnen maken. Ze betwijfelen dus dat hun schuldenaar bereikt wat blijkbaar het doel is van zijn schuldeneconomie: zijn samenleving tot een winstmachine te vormen, die door de groei van de economie en de inkomsten en winsten die ze voortbrengt jaar in jaar uit groeiende belastingen oplevert. Als een staat failliet is, haalt het kapitaal op zijn territorium onvoldoende winst uit zijn arbeidskrachten en groeit niet in die mate die noodzakelijk is om de staatsuitgaven voor het regeren van de samenleving en voor de bevordering van de economie te rechtvaardigen.
3.
Alle landen in Europa die bedreigd zijn door het wantrouwen van hun schuldeisers vinden kennelijk niets belangrijker dan het vertrouwen van de financiële markten ijlings terug te winnen. Maar hoe?
Het lukt via de aanpassing van de staatsuitgaven aan de veel te kleine inkomsten, zodat deze weer de rente opleveren waar alles van afhangt. En hoe vermindert de staat zijn uitgaven – zonder in dezelfde mate ook zijn inkomsten te verminderen, dus het liefst zonder de economie te beschadigen die toch al te weinig afwerpt, te weinig groeit en meer moet groeien? Hij bezuinigt op het leven van het volk.
In Griekenland wordt er inmiddels honger geleden; de pensioenen en het karige officiële minimumloon, waar ook de andere lonen in het land aan gekoppeld zijn, worden om meer dan 20% verlaagd. In de publieke sector worden tienduizende mensen ontslagen, en dat is pas het begin; de werkloosheid heeft een derde-wereld-niveau van 25% bereikt. In Spanje, Portugal etc. is het niet beter. Daar is bijna een gehele, vaak goed opgeleide jonge generatie zonder baan, zonder middelen en zonder perspectief. Op AOW, ziektekosten en loon wordt daar op soortgelijke wijze bezuinigd als in Griekenland; tegelijkertijd moeten de verarmde burgers met steeds hogere belastingen, accijns en heffingen de staatskas spekken.
Onafhankelijk ervan of de financiële situatie van de bewuste staten daardoor verbetert, wekt de demonstratieve meedogenloosheid tegenover de nood en de behoeftes van het gewone volk al een glimp van vertrouwen op de financiële markten: regeringen die hun volk zo consequent verarmen, moeten op de goede weg zijn. De armoede van het volk is de reddingsanker van de staat.
4.
In feite wordt de financiële situatie van de Europese crisislanden door de bezuinigen niet verbeterd. De staatsuitgaven dalen weliswaar, maar de staatsinkomsten nog meer omdat het bezuinigingsbeleid het economische leven in het land stillegt. Dus – zo de conclusie van de Europese politiek – hebben de landen behalve het consolideren van de begroting, dat niet stoppen mag, ook nog economische groei nodig. En hoe creëert een staat kapitaalgroei zonder grote nieuwe uitgaven, economische groei die niets mag kosten?
Alweer door het goedkoper maken van het volk – nu in de rol van de kostenfactor arbeid. De Duitse bondskanselier Merkel heeft een dringend advies voor de Europese partners: zij moeten arbeidsmarkthervormingen doorvoeren zoals Duitsland die al heeft doorgevoerd: zij moeten de ontslagbescherming versoepelen, de arbeidsmarkt flexibiliseren dwz. geregelde arbeidsverhoudingen afschaffen en door flexwerk en tijdelijke contracten vervangen. Überhaupt moeten Frankrijk, Italië en eigenlijk alle landen de Hartz-wetten van kanselier Schröder, Merkels voorganger, invoeren: de werkloosheidsuitkering op bijstandsniveau (Hartz IV) en de dreiging zelfs die nog te schrappen, heeft de werklozen genoodzaakt elke baan tegen elk loon aan te nemen en een fameuze lagelonensector gecreëerd. Een duidelijk signaal: de redding van Europa heeft meer kapitaalgroei nodig middels meer armoede van de arbeidersklasse.
5.
Duitsland is de grote uitzondering in Europa. In de crisis speelt het de voorbeeldrol en de rol van tuchtmeester voor de buurlanden. Het heeft alles juist gedaan – het krijgt onbeperkt krediet op de financiële markten, zijn economie groeit en boekt recordwinsten, er zijn miljoenen nieuwe banen.
En hoe komt dat? Daardoor dat Duitsland zijn arbeiders reeds een half decennium voor de grote financiële crisis de verarming heeft opgedrongen die de andere landen, waaronder natuurlijk Nederland, nu moeten nadoen. Het feit dat de arbeiders gedwongen (en bereid) zijn alles te accepteren, heeft een lagelonensector laten groeien waar momenteel bijna een kwart van de beroepsbevolking voor minder dan 9 euro per uur werkt. Vanwege de permanente bedreiging door Hartz IV en de lagelonen-concurrentie zijn dan ook de lonen voor “normale” banen gedurende een decennium reëel gedaald. Politiek, economie en media in Duitsland zijn er niet beschaamd over dat ze het bestaansniveau van de arbeidersklasse naar beneden hebben hervormd, ze zijn er trots op: thans werken in Duitsland meer mensen meer uren en productiever dan ooit, en dat voor minder geld dan enkele decennia geleden. Wat een succes! Zo heeft de Duitse economie namelijk haar concurrentiekracht teruggewonnen. Ook voor het voorbeeldige Duitsland geldt: de rijkdom van de natie berust op de armoede van de meerderheid van haar burgers.