De aanpak van sociale ontevredenheid per democratie

Door het nationale collectivisme en het zedelijke conformisme (het met geweld en staatsburgerlijke vorming gecreĆ«erde “Wij”) verdwijnt allerminst de materiĆ«le inhoud van de vrijheid die de staat zijn burgers bewilligt: de weinig vreedzame belangentegenstellingen van de concurrentie om het geldverdienen en de kosten van de ordentelijke deelname daaraan, waarmee de staat zijn mensen opzadelt. Met zijn wetten en zijn huishouding produceert en reproduceert hij de heilloze tegenstellingen tussen de op elkaar aangewezen maatschappelijke belangen en de tegenstelling tussen het productieve eigenbelang van de klassen en concurrenten, zijn machtsbasis die hij hebben wil, en zijn duur regime daarover. Inhoudelijk is deze tegenstelling niet op te lossen. Aangepakt d.w.z. duurzaam bestendigd wordt zij middels de methode van de burgerlijke heerschappij: de tegenstelling wordt veranderd in een pluralisme van elkaar relativerende concepten: hoe maatschappelijk relevante belangen niettemin in overeenstemming te brengen zouden zijn met de helemaal niet te relativerende noodzakelijkheden en eisen van de staatsmacht. Met dit soort programmas’s ā€“ en het personeel dat daarvoor staat ā€“ concurreren politieke partijen om de overname van de heerschappij en de uitoefening van de ambten volgens de daarin reeds voorhanden takencatalogus. Daarmee is al duidelijk: alle schades die de diverse daders en slachtoffers van de kapitalistische concurrentie moeten verduren en daar met gerechtvaardigde ontevredenheid op reageren, wordt niet de burgerlijke staatsmacht en haar onverbiddelijke agenda ten laste gelegd, maar de partijen die per se zulke functie ambiĆ«ren. Aan al het bekritiseerde en bejammerde zijn zij schuldig, wat inzoverre niet heel erg is als zij de heerschappij immers “slechts” tijdelijk uitoefenen, van een verkiezing tot de volgende. Het staatsbelang zelf, de raison van de burgerlijke heerschappij blijft bij het geklaag buiten schot, en niet alleen dat: omdat de partijen optreden om met hun programma’s deze heerschappij te dienen, is die niet alleen boven elke kritiek verheven maar met haar veronderstelde eigenlijk goede taken de meetlat van alle kritiek; bij het min of meer bevredigende uitvoeren van deze taken kunnen partijen slagen of falen. Daaraan meten de concurrerende partijen elkaar en bekrachtigen zo permanent en in hun periodieke verkiezingscampagnes de schitterende scheiding tussen de tijdelijke heerschappij, die voor alle euvels en tegenslagen verantwoordelijk is, en de belangen van de staatsmacht waarvan het duurzame absolute behoud met elke verkiezing bevestigd wordt, onafhankelijk van de uitslag.
De kiezer geeft door te stemmen zijn onvoorwaardelijke tijdelijk onbeperkte toestemming tot de staatsmacht en haar raison in de vorm van een “slechts” tijdelijk beperkte toestemming tot een partij, en dat in alle vrijheid als zijn essentiĆ«le politieke vrijheidsdaad. Hij grijpt zo de door de staatsmacht geboden kans om zijn ontevredenheid over alles wat hem in zijn beroepsleven en op grond van politieke beslissingen overkomt weliswaar zeer zwijgzaam, maar daarvoor methodisch fundamenteel uit te leven, overtuigd van de praktische relevantie. Met de uitslag krijgt de teleurstelling die regelmatig op verkiezingen volgt het passende antwoord: de aanhangers van de verkiezingsoverwinnaars krijgen, wat hun materiĆ«le belangen betreft, hoogst zelden wat zij gewild maar in ieder geval wat zij vrijwillig gekozen hebben, mogen dus de voortbestaande ergernis zichzelf aanrekenen en voor de volgende verkiezingen een “proteststem” overwegen. Wie op de verliezers gestemd heeft, krijgt met de uitslag het bindende antwoord dat zijn gepolitiseerd interesse in de minderheid is gebleven en alleen daarom, maar daarom definitief terecht ongeldig is, en mag zich daarmee troosten dat zijn staat in principe ook voor zijn wensen en politieke voorkeuren een plek heeft en slechts tijdelijk de zegevierende variante van heerschappij uitvoert. Deze puur methodische relativering van de macht: de scheidbare verbinding van het staatsgeweld met het heerschappijconcept en -personeel van een partij bewerkstelligt de verabsolutering van de heerschappij tegenover haar basis en creĆ«ert en waarborgt tegelijk voor de staat de eenheid van leiding en volk, en voor het kiesgerechtigde volk de identiteit van vrije wil en onderwerping.
Zie: GEGENSTANDPUNKT 4-23
Zie ook: Demokratie, die perfekte Form bĆ¼rgerlicher Herrschaft, GegenStandpunkt Verlag

Comments are closed.