Geld moet men hebben, niet verklaren; dat spreekt vanzelf voor een levenservaren moderne burger. Als er al iets te verklaren valt omtrent het geld dan het probleem, hoe men het gemakkelijkst aan zoveel mogelijk komt; het praktische verstand van de verlichte beroepsbevolking is daarmee in ieder geval volop in beslag genomen.
Dat is fataal. Want wie zich door de onontkoombare dwang geld te verdienen alleen maar aangemoedigd ziet daaraan succesvol te voldoen, die blijft niet alleen verstrikt in een dwangsysteem waarvan hij vast en zeker niets dan schade ondervindt. Die begaat bovendien de allerminst noodzakelijke fout zich kritiek- en begriploos affirmatief op te stellen. Dan helpen ook ergernis en bezwaren over de onvermijdelijke gevolgen niet verder: over stress bij het geld verdienen, over schaarse inkomsten, over hoge prijzen en überhaupt over nijpend gebrek hier en schandelijke rijkdom daar. Wie het geld niet begrijpen wil, moet over zijn ongelijke verdeling niet zeuren.
Wie het ding begrijpen wil dat op de bekende totalitaire manier en zeker niet ten bate van de grote meerderheid het handelen, streven en denken van de inzittenden van het globale markteconomische gekkenhuis beheerst, kan van de economische wetenschap geen hulp verwachten. Die staat zo stellig op het standpunt dat de geldeconomie vanwege haar quasi automatisch functioneren hoog te waarderen zou zijn, dat zij de functie van het geld als de universele bemiddelaar tussen alle functionele bestanddelen van de geldeconomie constateert en helemaal niet begrijpt, wat er behalve deze tautologie verder nog uit te leggen zou kunnen zijn over een economie die heel het produceren en consumeren, het totale levensproces van de maatschappij aan de objectieve dwang van het geld verdienen onderwerpt. Uitkomst biedt hier, ondanks haar eerbiedige leeftijd van bijna 150 jaar, de “Kritiek op de politieke economie” van Marx. Hij heeft niet ontkend dat de kapitalistische economie functioneert; maar hij zag daarin geen reden om zich het nadenken te ontzeggen over wat daar functioneert. Dat hij dan het begrip ‘algemeen equivalent’, waarmiddels de waren worden geruild, tot kritiek op dit economische ding heeft ontwikkeld, ligt aan het ding: daaraan dat het geld een maatschappelijke geweldsverhouding belichaamt en kwantificeert waaraan de maatschappelijke arbeid onderworpen is. Marx komt de verdienste toe dat hij zich noch door verantwoordingsvolle vooringenomenheid, noch door methodische vooraf-overwegingen heeft laten weerhouden van de analyse van het geld – en al helemaal niet door kennistheoretische bedenkelijkheden of het ontraadselen van deze fetisj van de burgerlijke wereld überhaupt mogelijk is en hoe dat eventueel zou kunnen lukken.
Met de laatstgenoemde geestelijke activiteit hebben zich, zeer tot nadeel van hun kennis over de kapitalistische economie, vele linkse mensen bezig gehouden die bij Marx opheldering wilden vinden over de maatschappelijke dwangverhouding van het geld, waaraan de markteconomisch afgerichte mensheid laboreert. Zij hebben de eerste drie hoofdstukken van het eerste deel van “Het kapitaal” bestudeert en domweg uit het oog verloren of niet eens ontdekt dat deze hoofdstukken over de algemeen bekende alledaagse kapitalistische bedoening gaan, en dat daarvan geen spaan heel blijft als men dat gedoe begrijpt en niet welwillend daarnaar beoordeelt dat men prachtige dingen kan kopen als het geld toereikend is. Om de aandacht van geïnteresseerde mensen op dit punt te vestigen – dus niet om de geldanalyse van Marx te verbeteren of te vervangen – heeft het auteurscollectief, dat verantwoordelijk is voor het tijdschrift “Gegenstandpunkt”, al in meerdere oudere publicaties tegen de goede reputatie van het geld gepolemiseerd en in andere artikelen enkele belangrijke argumenten uitvoerig uiteengezet. Omdat de geestestoestand van de natie, inclusief die van linkse mensen en antikapitalistisch ingestelde globaliseringscritici , niet verbeterd is, brengen wij sommige van deze artikelen min of meer bewerkt opnieuw uit, zonder voor de herhaling van centrale gedachten terug te deinzen – behalve de hoop dat deze of gene lezer in een passus ontdekt wat hij in een andere over het hoofd heeft gezien, steekt er geen diepere bedoeling achter. Het laatste hoofstuk over “Het geld van de staat” gaat een stuk verder dan de beoogde hulp bij het begrijpen van de omineuze “arbeidswaardeleer” van Marx: het gaat over onderwerpen die Marx in zijn boeken over de staat en over de wereldmarkt zou hebben behandeld als hij daaraan was toegekomen.
(c) Gegenstandpunkt Verlag 2007
Dit is het voorwoord van het aanbevelenswaardige boek “Das Geld”, dat de “veelgeprezen prestaties van de ‘snode mammon'” behandelt; te bestellen bij: Gegenstandpunkt Verlag München, ISBN 978-3-929211-11-5