Door de euro geruïneerd – om euro-krediet strijdend – afgeketst op het euro-regime
Een les over krediet en macht in Europa
Sinds de verkiezingsoverwinning van de linkse partij Syriza escaleert de strijd over de ‘redding van Griekenland’. Die draait, naar verluidt, vooral om de kwestie hoe de ‘economische consolidatie’ van dit Zuid-Europese land het beste te bewerkstelligen zou zijn: eerder door ‘begrotingsconsolidatie’, dus het nietsontziende schrappen van alle als overbodig gedefinieerde staatsuitgaven in het bijzonder voor het onderhoud van het volk? Of toch eerder door ‘kredietgefinancierde groeistimulaties’, dus een beleid dat voor de dienst van het volk aan de groei moet zorgen. Het eigenlijke onderwerp van bezorgdheid van de politiek, zo hoort men verder, zijn de ‘gewone mensen’: terwijl de Griekse regering er attend op maakt dat Griekse werknemers, gepensioneerden, werklozen, zieken… inmiddels al offers hebben gebracht ver over de pijngrens heen, wijst bijvoorbeeld Schäuble, de Duitse minister van Financiën, op de hard werkende Duitse belastingbetaler die reeds jaren geleden de noodzaak van harde ingrepen zou hebben ingezien, hetgeen men derhalve nu ook van de Grieken zou mogen verwachten.
Of ze nu ernstig bezorgd zijn of zich alleen maar erop beroepen: in ieder geval wordt er tussen de regeringen niet over de aanspraken van het respectievelijke volk gestreden, maar over die van de regeringen, over hun economische middelen en rechten – en over die verschaft de strijd enkele opmerkelijke inzichten:
– over het krediet om dat ze strijden
De Schäuble-fractie insisteert met haar eis naar uitsluitende gebruikmaking van Europese kredieten voor de schuldenaflossing en naar het gelijktijdige schrappen van alle ‘onproductieve’ Griekse uitgaven erop: krediet is een economische onderwerpingsverhouding. Omdat geldeconomie en staat het krediet gebruiken, heeft de nationale economische groei en de staat met zijn schulden te voldoen aan de berekeningen van de kredietverstrekkers; alleen dan en alleen daarvoor verstrekken ze hem. Alle productieve activiteiten van de samenleving zijn per wetgeving gegarandeerd ondergeschikt aan het geldvermeerderingsbelang van het kredietgevende financiële kapitaal. Krediet is geen universeel inzetbaar middel voor welke doelen dan ook, maar voor de groei van kapitaal waarvoor het maatschappelijke leven diensten verricht – of het heeft zijn bestaansrecht verloren. En dat erkent het Tsipras-team op zijn manier ook wanneer het de aangelegenheid omgekeerd boekstaaft en om nieuw krediet als per se noodzakelijk nationaal bestaans- en groeimiddel strijdt. Dan – en uitsluitend dan – belooft de nieuwe regering immers kan ze weer nuttig zijn voor de doelen van de ‘geldgevers’.
– over het fameuze project Europa
In de lopende strijd om Griekenland en zijn faillissement eist vooral Schäuble namens de euro-gemeenschap dat Griekenland zijn schulden beslist verder moet aflossen vanwege de sterkte van de euro, die niet Griekenland maar Duitsland, dus zijn kapitaal niet op de laatste plaats in en aan Griekenland heeft verdiend en nog verdient. Omgekeerd verwijt Syriza de troika “financieel-politiek waterboarding’, eist van de gemeenschap meer euro-krediet opdat het land weer handelingsbekwaam wordt en waarschuwt dat de andere euro-staten een Griekse exitus op financieel-politiek gebied niet verdragen omdat die de euro bedreigt. Zo laten de gewaardeerde Europese politici blijken wat de prachtige euro-club, waar Griekenland lid van is en blijven wil, met zijn gemeenschappelijke munt is: Europa is de geïnstitutionaliseerde vestigingsplaatsconcurrentie. De euro-naties doen zaken met één munt, maar ze concurreren daarbij onderling op het scherpst van de snede om het gemeenschappelijke geld, om euro-krediet dat het bestaansmiddel van hun markteconomieën is en dient te zijn. Ze hebben het krediet nodig en gebruiken hem om zich in deze concurrentie tot succesvolle zakenvestigingsplaats te maken, om geldrijkdom bij zich te accumuleren. En wie hierbij met zijn successen de waardering van de financiële markten kan wekken, hoort óf bij de winnaars óf bij de verliezers. Wat de Griekse status betreft is de zaak duidelijk. Dit vonnis spreken niet alleen de financiële markten uit, het wordt ook ondertekend en uitgevoerd door de politieke bazen over het euro-krediet. De Duitse politici staan als concurrentiewinnaars erop dat Griekenland als verliezer voor zijn schulden instaat en ‘zich weer fit maakt voor de Europese concurrentie’, dat wil zeggen alles schrapt wat aan Griekenland niet loont.
Hun concurrentiesuccessen en hun euro-kredietmacht mogen door de ineenstorting van concurrentieverliezers gewoonweg geen schade oplopen. En met het economische succes beschikken ze ook over de gemeenschappelijke munt, het politiek-economische machtsmiddel om dit besluit in hun ‘gemeenschap’ als geldige economische ‘logica’ door te drijven.
– over de rol van hun volkeren, waar ze zich zo graag op beroepen
Als de Duitse politiek trots naar de door haar – in wisselende coalities – wettelijk afgedwongen prestaties van de Duitsers voor steeds minder geld te werken als reden voor Duitse economische successen verwijst; als de Griekse politiek het bezwaar oppert dat een geruïneerd volk ook in toekomst voor generlei economische groei te gebruiken valt – dan maken conservatieve als linkse euro-politici duidelijk:
‘De mensen’ zijn er opdat de kapitalistische berekeningen vorderen. Ze moeten zich in fabrieken, kantoren en elders ervoor nuttig maken dat met hun arbeidsdiensten zo veel mogelijk geld wordt verdiend.
Daarom is hun belangrijkste dienst in hoog- en laagconjunctuur, in alle grote en kleine vestigingsplaatsen altijd de ene: ze moeten goedkoop zijn, hoe beperkter hun levensonderhoud hoe beter – zeer kwistig mogen ze immers al bij het werken zijn. Zo is hun armoede nuttig – juist in de Europese winnaar-naties. En volgens dezelfde logica kent hun verarming helemaal geen grenzen indien hun armoede nutteloos blijkt omdat het nationale kapitaal – als in Griekenland – ze vanwege zijn concurrentienederlagen niet aanwenden kan. En als de Griekse regering erom strijdt land en volk enigszins in leven te houden om ze weer productief te maken, dan krijgt ze uit de Europese centrale te horen dat Griekenland zich het voorbije bestaan van het volk volgens de succesmaatstaven van het euro-kapitaal en -krediet definitief niet meer kan permitteren. Zo strijden beide zijden om het nationale nut van hun massa’s.
Het lijkt dat de Europese massa’s zich dat alles eigenlijk niet kunnen permitteren.