Kredietcrisis

1. Op de financiële markten heerst momenteel crisisstemming; in de kranten staat dat verarmde Amerikaanse huizenkopers en -bouwers het gehele mondiale financiële systeem in een crisis hebben gestort; kan dat kloppen?

– Als de experts dat zeggen, zal het zeker kloppen; zij zijn immers bekend met de financiële scène en weten ongetwijfeld hoe de managers van het bankwezen aan de woningsnood van VS-burgers verdienen en wat zij met de schulden van hun klanten hebben uitgevoerd, zodat de amper verrassende insolventies dermate onvoorziene consequenties hebben. De constatering dat er een verband bestaat, verklaart echter nog helemaal niets, maar werpt de vraag op wat voor een soort gebeuren het mondiale financiële systeem eigenlijk is.

2. Banken verlenen niet alleen kredieten; men hoort dat zij leningen tot waardepapieren bundelen die zij verkopen en zo miljarden verdienen. Hoe functioneert dat, hoe kunnen banken geld dat zij reeds weggegeven hebben met winst verzilveren?

– Hoe de financiële managers hun waardepapieren samenstellen en hoe die vervolgens functioneren, dat kan men beter aan hen vragen; als men voldoende geld te beleggen heeft, zal men misschien antwoord krijgen. Anderzijds is het geen geheim hoe de banken erin slagen door schulden geld te verdienen: banken drijven handel met de kapitalistische gebruikswaarde van het geld: het “vermogen” ervan als kapitaalvoorschot te fungeren en zich door rendabel aangewende loonarbeid te vermeerderen. Zij behandelen deze gebruikmaking van het geld als zijn verkoopbare eigenschap; zij maken geld als kapitaal tot waar en verdienen daaraan. De macht van het geld zich te vermeerderen, verkopen zij en laten het aan de klant over hoe hij deze macht gebruikt: hetzij dat hij daarmee winst produceert waarmee hij de koopprijs, de rente, betaalt, hetzij dat hij alleen maar iets koopt – eigenlijk een verkeerd gebruik – dat hij zich anders niet zou kunnen permitteren. De banken maakt het niets uit want voor hen fungeert het geld door het uitlenen in elk geval als geldkapitaal, rente incasseren zij in beide gevallen; zij verdienen aan de schulden die anderen bij hen maken. Dat zoiets algemene gewoonte geworden is, berust uiteraard erop dat alle echt belangrijke schuldenaars hun krediet ook werkelijk kapitalistisch productief aanwenden. Maar banken verdienen ook als dat mislukt of als hun schuldenaars met geld dat zij op een andere manier verdienen voor de rente en terugbetaling moeten instaan. In zoverre scheidt zich de vermeerdering van het geldkapitaal van de bank van meet af aan van het gebruik van het krediet als kapitaal, waarop de kredietzaken berusten.

3. De laatste maanden schrijven banken miljarden af; de financiële managers wordt verweten dat zij hun zaken hebben overdreven, dat zij hun eigen financiële producten niet meer snappen en zo enorme verliezen hebben gemaakt. Hoe kunnen financiële producten die gedurende lange tijd als absoluut solide werden beschouwd hun waarde verliezen? Waaruit bestaan dergelijke vermogens die zich plotseling in verliezen kunnen veranderen?

– Zoveel is duidelijk: er liggen enkele overgangen tussen de boven geschetste kredietzaken en de kredietderivaten die momenteel onverkoopbaar zijn en daarmee hun bruikbaarheid als geldkapitaal zijn kwijtgeraakt. Een van de overgangen betreft de macht van de banken rentebeloftes voort te brengen en deze beloftes tot geldkapitaal te verklaren en te verkopen. De logica van de normale bankzaak, namelijk de kunst elke willekeurige geldsom als kapitaal tot waar te maken, te verkopen en daaraan rente te verdienen – deze logica wordt immers niet simpelweg in omgekeerde richting uitgevoerd, veeleer wordt zij als het ware op haar kop gezet: het uitzicht op rente bestaat voor de rentegevende geldsom, genereert het daarbijhorende geldkapitaal. De geldwaarde van dit soort waardepapieren resulteert uit de speculatie op de hoogte en betrouwbaarheid van de rentebeloftes. Dergelijke papieren circuleren voornamelijk in de financiële wereld. Zij dienen hun professionele kopers niet alleen als geldbelegging, maar tevens als basis voor de emissie van nieuwe, eigen, soortgelijke waardepapieren, derivaten uit rentebeloftes; zo wordt de markt voor financiële producten steeds verder opgeblazen. Het bestaan van deze waardepapieren die daar verhandeld worden, baseert, als gezegd, op het speculatieve vertrouwen; waar dit op berust, weten de managers en makelaars van deze markt zelf niet precies te zeggen. Voor het doorgronden van dit raadsel worden leerstoelen gesticht en Nobelprijzen verleend. De keerzijde is echter duidelijk: als het vertrouwen daalt, wordt een aanzienlijke hoeveelheid geldkapitaal vernietigd waarvan de waarde erop berust dat het als waar verhandeld wordt; niet anders dan in het handelsverkeer tussen banken en commerciële klanten waar kredietkapitaal kapot gaat als de door kredieten gefinancierde zaken geen winst afwerpen.

4. De kranten schrijven dat er nu nadelige effecten op de zogenaamde “reële economie” dreigen. Hoezo? Wat hebben produceren, handel drijven en consumeren met de speculaties van de haute finance te maken?

– Welke effecten van de financiële crisis de experts en vakjournalisten vrezen, zeggen ze zelf. Zij menen dat het bankwezen, daar het zijn eigen producten niet meer vertrouwt, ook de kredietverlening aan productie en handel beperkt die daarop aangewezen zijn. Bovendien kan men de laatste tijd uitgebreid lezen dat het financierskapitaal extreem hebzuchtig speculeert. Opeens ontdekken onze keiharde verslaggevers hun hart voor Amerika’s lage klasse met haar woningsnood; wat de experts werkelijk bedoelen is uiteraard dat ze bezorgd zijn om de nationale werkgevers, ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, allemaal vlijtig producerende kapitalisten die wellicht onder kredietweigering zouden moeten lijden. Als men afziet van hun patriottische partijdigheid voor het productieve tegen het alleen maar “graaiende” kapitaal, dan kan men uit de verhalen over verarmde huizenkopers in Amerika en de bezorgdheid om nadelige uitwerkingen op de “reële” conjunctuur in ieder geval een waarheid opmaken: de tegenstelling van de krediethaaien tot de gewone consumenten is van een andere aard dan die tot het producerende en handel drijvende bedrijfsleven. De eerstgenoemden gaan gebukt onder schulden en moeten proberen de kredietlast door spaarzaamheid kwijt te raken, desnoods ten koste van het levensnoodzakelijke. De zakenlieden behoeven en gebruiken alle soorten krediet om zelf rijk te worden; en zolang zij daarin succesvol zijn, moeten zij zich om krediet van hun huisbanken of geïnteresseerde “sprinkhanen” werkelijk geen zorgen maken. Natuurlijk heerst er tussen kredietgevers en “reële” kapitalisten geen ongestoorde harmonie, maar hun belangentegenstellingen berusten op een grote eensgezindheid, namelijk omtrent de macht van het eigendom over het gehele levens- en reproductieproces van de maatschappij; deze macht representeert het financierskapitaal direct en zonder omhaal. Wie deze fundamentele eensgezindheid van de vijandelijke broeders, het financierskapitaal en het “reële” uitbuitingskapitaal, niet begrijpt, begrijpt ook niet de werkelijke tegenstellingen die binnen de klasse heersen, die bij ons het bedrijfsleven heet.

Een uitvoerige destructieve kritiek op de financiële wereld in: Gegenstandpunkt 03/07, 04/07; Gegenstandpunkt Verlag, München

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.