Goede zeden op het slagveld II

Onthoofdingsvideo
Gedood wordt er in de Oekraïne-oorlog op grote schaal. Voor dit handwerk worden soldaten tenslotte opgeleid en getraind, opdat ze desnoods ter verdediging van de veiligheid van hun vaderland zo snel mogelijk zo veel mogelijk vijandelijke strijders doden, voordat ze zelf worden gedood. Beide oorlogspartijen meten hun vooruitgang en succes aan het aantal gedode vijandelijke soldaten, en eren degenen die bijzonder dapper bleken of bijzonder lang hebben standgehouden. Sommig dodingsdelict mag echter ook in de oorlog niet, bepaalde wreedheden zijn volgens de Geneefse Conventies uit den boze en bieden derhalve stof voor een schandaal: “In de nacht is in de sociale netwerken een video opgedoken die lijkt te tonen hoe een vermoedelijk Oekraïense krijgsgevangene door een waarschijnlijk Russische soldaat wordt onthoofd.”
Dit is niet alleen voor de media brisant materiaal, maar ook voor de statelijke justitie. Beide oorlogspartijen zien zich namelijk verplicht om hun tussenstatelijke geweldexcessen in het kader van volkenrechtelijke normen uit te voeren, die tussen de doelmatige inzet van statelijk geweld, dus de normaliteit van wreedheden, en ondoelmatige private geweldexcessen van soldaten onderscheiden. Bij het laatste zijn de statelijke krijgsheren geconfronteerd met een verruwing van hun uitvoerend personeel, die blijkbaar bij de oorlog hoort.
De soldaten moeten plichtsgetrouw, dus hun levens riskerend en ondanks de bijhorende doodsangst, de dienstbevelen van de leiding onvoorwaardelijk opvolgen, en bereid zijn tot elke bevolen gewelddaad (die in het civiele leven niet mag en voor die ze privaat ook helemaal geen reden hebben). Ze moeten zich de statelijke dodingsopdracht eigen maken, en dit geweldhandwerk zo professioneel verrichten dat ze persoonlijke wraakoefeningen op gevangenen of andere niet geëiste gruwelijkheden achterwege laten. Een beeld van de boze vijand die kameraden ombrengt en de eigen familie bedreigt, kan de wreedheid, het doden van wildvreemden, echter nauwelijks ontberen; de oorlog levert daarvoor ook een hoop persoonlijke ervaringen die sommige soldaten, naast de ideologische ophitsing door de leiding, van een privaat motief voorzien. Overgangen tot privé-geweld zijn kennelijk inherent aan het statelijk georganiseerde soldatenhandwerk; vandaar dat ze met het oog op de discipline van de troepen verboden zijn en strafrechtelijk worden vervolgd.
Zo begint ook in deze zaak het Russische Openbaar Ministerie een onderzoek, insisteert zo tegenover de rest van de wereld op zijn verantwoordelijkheid voor zijn geweldpersoneel en onderzoekt of dit – om het even of soldaat of Wagner-huurling – werkelijk uitsluitend in statelijke opdracht Oekraïners ombrengt. Ook de Oekraïense zijde onderzoekt de zaak, om nog een bewijs te presenteren voor de gewenste wereldpolitieke veroordeling van de Russische inval als een actie zonder enige politieke doelstelling: puur een voortbrengsel van het kwaad. Voor deze door het Westen gedeelde boodschap volstaat natuurlijk ook de verdenking. Of de video authentiek is of niet, het doet er niet toe; de westerse media unisono: “Het behoeft geen nieuwe videobewijzen voor de Russische wreedheid.”
Uit “Oorlogskroniek…”: GEGENSTANDPUNKT 2-2023

Comments are closed.