In Spanje, Griekenland, Frankrijk en elders komen grote mensenmassaâs bijeen, waaronder merendeels jongeren, en protesteren. Ze tonen zich diep teleurgesteld, noemen zich grensoverschrijdend âde verontwaardigdenâ en hebben Ă©Ă©n ding gemeen: ze kunnen niet begrijpen en accepteren hoe hun staten met hen omspringen; op hun spandoeken staat de leus: Wij zijn geen vijanden van het systeem â het systeem is vijandig tegenover ons.
Dat klopt ongetwijfeld. Het “systeem” is vijandig tegenover hen. Een aanval op hun levensomstandigheden heeft plaatsgevonden en gaat maar door. Hun bestaan, dat toch al moeilijk genoeg was, wordt niet alleen moeilijker maar op steeds grotere schaal onmogelijk gemaakt. Steeds meer mensen, en vooral de vaak aangehaalde âgoed opgeleide jongerenâ, worden blijvend werkloos gemaakt, de staten bezuinigen meedogenloos op sociale uitkeringen etc. Het âsysteemâ ontneemt hen het perspectief waaraan ze gewend waren. Daar stellen ze tegenover dat ze toch niets onredelijks eisen als ze hun gewend bestaan willen voortzetten, en dat ze toch heel gewone mensen zijn die helemaal niet kunnen navoltrekken waarom ze zo rĂŒcksichtslos worden behandeld: âWij zijn normale mensen. Wij zijn als jij: mensen die elke ochtend opstaan om een studie te volgen of een baan te vinden, mensen met gezinnen en vrienden, mensen die elke dag hard werken.â (Manifest van de Spaanse demonstranten}
Hierbij stelt zich de vraag: hoe komen de demonstranten er op dat ze door hun normaliteit aan te voeren over een soort recht beschikken, een billijke eis dat hun overheid dient rekening te houden met hen? En omgekeerd: begaat de overheid een vergrijp als ze de normaliteit nieuw definieert? Want juist dat gebeurt, en dat willen âde verontwaardigdenâ niet begrijpen.
Ze zeggen dat ze er aan gewend zijn om hard te werken. Ze zeggen ook dat ze er aan gewend zijn om met bescheiden wensen door het leven te gaan â en tonen deze houding als het ware als kwaliteitskenmerk wanneer ze betuigen: wij eisen toch niets bijzonders, alleen maar ons normaal vertrouwd bestaan. Ze verklaren dus hun bereidwilligheid in dit systeem als klein raadje â verder â  mee te draaien. Daarbij hebben ze datgene waar ze hun diensten willen verrichten niet uitgekozen, laat staan zelf bedacht. Veeleer werd deze normaliteit opgericht en kant en klaar voorgeschoteld, namelijk door hun overheid. Die heeft met haar wetten tot in het kleinste detail geregeld hoe deze normaliteit eruit moet zien resp. hoe men zich daarin te bewegen en te bewijzen heeft. Zij heeft bepaald hoe men zijn levensonderhoud mag verdienen en hoe men ook zonder inkomen moet zien rond te komen, hoe men een gezin sticht en organiseert, wanneer men met pensioen gaat etc. Kortom: binnen de normaliteit waar âde verontwaardigdenâ naar terugverlangen, waren ze niets anders dan afhankelijke variabelen van de staat. Als ze zeggen: âWij hadden een kans, die men ons nu ontneemtâ, dan was dat een kans die de staat heeft gecreĂ«erd â niet om de mensen hun normaliteit te gunnen, maar volgens zijn berekeningen en uit eigenbaat. Daaraan is helemaal niets veranderd â uit het tegenwoordige handelen van de staat dat âde verontwaardigdenâ ondervinden en verafschuwen, blijkt maar Ă©Ă©n ding: op basis van de bestaande regelgeving nemen de verantwoordelijke politici wetten aan die de nieuwe normaliteit creĂ«ren, diegene die voor de staat noodzakelijk is â en als hij de levensnoodzakelijkheden van de mensen beschadigt dan drijft de staat zodoende zijn noodzakelijkheden door. Het is nu eenmaal geen ingebakken eigenschap van het âsysteemâ zich te laten leiden door de levensnood-zakelijkheden van de onderdanen; integendeel: hun levensomstandigheden worden opgelegd en zij moeten zich laten leiden door datgene wat dit âsysteemâ voor zich noodzakelijk acht. Het maakt duidelijk hoe de berekeningen van de âgewone mensenâ zich verhouden tot de berekeningen die in dit âsysteemâ gelden. Wat dit âsysteemâ momenteel per se nodig vindt, is trouwens geen geheim, het wordt zelfs onverholen gezegd: deze samenleving, de moderne markteconomie, berust op en leeft van het functioneren van het kredietsysteem â en als de âreddingâ daarvan op de eerste plaats komt, is er niet alleen iets belangrijker dan de normaliteit van gisteren, waar âde verontwaardigdenâ heimwee naar hebben, maar dan is deze normaliteit met de beoogde redding van het kredietsysteem kennelijk onverenigbaar. Zoals de Griekse minister van FinanciĂ«n zei: âOnze maatregelen zijn hard en onrechtvaardig, maar er is geen andere weg.â
âDe verontwaardigdenâ zeggen: Het systeem is vijandig tegenover ons. Ze constateren dus dat het systeem met zijn maatregelen generlei rekening houdt met hun levensomstandigheden. Zeer duidelijk zeggen ze echter ook dat ze niet van plan zijn tegenmaatregelen te nemen: Wij zijn geen vijanden van het systeem. Het âsysteemâ voert strijd tegen hen, maar zij willen geen strijd voeren tegen het âsysteemâ. Met deze tegenstrijdigheid gaan ze zo om dat ze voortdurend maar bezweren: zien jullie niet wat jullie ons aandoen, dat kan toch niemand willen, dat hebben wij toch niet verdiend! Het gehele protest is doordrongen van hardnekkig onbegrip en kinderachtig idealisme, het is gejammer in de vorm van bezwaar, samengevat in de uitroep: dat kan toch niet waar zijn!
Het is echter waar, en âde verontwaardigdenâ zoeken naar verklaringen voor het eigenlijk onbegrijpelijke. Op de verklaring dat het âsysteemâ nu net als vroeger volgens zijn noodzakelijkheden handelt en dat âde verontwaardigdenâ nu net als vroeger het materiaal daarvoor zijn, komen ze niet of â wij zijn geen vijanden van het systeem â willen ze niet komen. Het eigenlijk onbegrijpelijke kunnen ze alleen zo verklaren dat er een grove afwijking, een vergrijp plaatsvindt, namelijk van het âsysteemâ tegen zichzelf. Als het âsysteemâ dat toch een normaal bestaan mogelijk maakte dit nu opeens onmogelijk maakt, dan kan dat volgens hun mening alleen daaraan liggen dat een boze wil ageert en zich doorgezet heeft â in plaats van de reden voor het handelen van het âsysteemâ te zoeken, zoeken ze dus schuldigen binnen het âsysteemâ. Dat kunnen natuurlijk niet de gewone mensen zoals jij en ik zijn, maar uitsluitend de âmachtigenâ: die zijn onverantwoordelijk bezig en verzaken hun eigenlijke taak: het behoud van de ânormaliteitâ; en ze doen dit omdat ze slechts op hun eigen voordeel uit zijn en het ware, het schone en het goede voor zilverlingen verraden en verkopen. Kortom: het âsysteemâ handelt niet op basis van zijn eigen wetgeving, maar het is ontaard in een schending van het recht â corruptie, waarheen men ook kijkt. In de woorden van een manifest: âWij zijn bezorgd en woedend ten aanzien van het politieke, economische en maatschappelijke perspectief: de corruptie onder politici, zakenlieden en bankiers maakt ons hulpe- alsook sprakeloos. En deze situatie is inmiddels normaliteit â dagelijks leed zonder hoop.â (Manifest DRY)
Het is ten eerste een raadsel waarom dezelfde politici, zakenlieden en bankiers die voor de oude vermeend uithoudbare normaliteit verantwoordelijk waren en deze garandeerden zo plotseling een criminele loopbaan hebben gekozen. Het is ten tweede een fout het vertrouwen in deze figuren, de Zapateros en de Papandreous, op te zeggen, zelfs als het heel radicaal klinkt: Jullie moeten allen opkrassen! Zo’n afkeuring richt zich immers niet tegen de legitieme machtsbevoegdheden krachtens hun ambt, maar uitsluitend tegen de personen. Kan daaruit iets anders resulteren dan andere personen die dezelfde ambten bekleden? Vandaar dat, ten derde, de opwinding over corruptie belachelijk is â want wat zijn persoonlijke zelfverrijkingen vergeleken met de macht die personen volgens alle regels van de democratie tegen anderen kunnen uitoefenen! Maar dat alles interesseert âde verontwaardigdenâ niet â als ze maar hun schuldigen ontdekken en verder in het eigenlijk goede âsysteemâ kunnen geloven. De schuldigen nu met alle macht en middelen te bestrijden, zijn ze echter ook niet van plan; veeleer willen ze bij de âmachtigenâ indruk maken door aanklagend hun âhulpe- en sprakeloosheidâ te laten zien. Waarom menen ze daarmee gehoor te vinden bij de âmachtigenâ? Is het zo dat ze zich helemaal niets anders kunnen voorstellen dan dat hun levensomstandigheden verder door politici, zakenlieden en bankiers worden bepaald, dat ze verder hun voorwaarden en voorschriften moeten nakomen? âDagelijks leed zonder hoopâ zeggen ze pathetisch â ze willen dus weer kunnen hopen. Zijzelf zijn âhulpe- en sprakeloosâ en kunnen alleen maar hopen dat de âmachtigenâ weer tot bezinning komen, want uitsluitend die kunnen hen weer een betere normaliteit verschaffen. Een merkwaardig protest!
Zie ook: Gegenstandpunkt 3 – 11