Leden van een beroepsgroep, die met outfit en uitrusting haar bestaansreden plastisch belichaamt, worden door een VN-rapporteur beschuldigd van excessief geweld. âDe politiebonden reageren woestâ â niet op het gewraakte politieoptreden, maar op de kritiek. Hun zelfbewust zelfbeeld berust op het volgende:
1. Naast haar concrete deeltaken en veelzijdige beschermingsfuncties voor uiteenlopende staats- en burgerbelangen is de hoofddoelstelling van de politie de beveiliging en handhaving van de soevereiniteit van het staatsgeweld. Als diens gewapende arm zet de politie het statelijke geweldsmonopolie door en verschaft zo de statelijke autoriteit onvoorwaardelijke erkenning in de samenleving, d.w.z. ze zorgt er heel principieel voor dat alles wat de staat via recht en wet zijn samenleving verordent en toestaat, gehoor vindt en erkend wordt als maatschappelijk te respecterend kader bij het nastreven van de eigen belangen, dat de samenleving zich dus aan het gezag onderwerpt en hem â ongeacht alle private belangen â onvoorwaardelijk gehoorzaamt. Het doorzetten van het geweldsmonopolie is de voorwaarde van al het statelijke handelen en daarom het hoogste doel van de staat; daarvoor permitteert hij zich een beroepsgroep, die hij volgens het principe bevel en gehoorzaam hiĂ«rarchisch organiseert, en voorziet van omvangrijke geweldsmiddelen.
2. Als instrument van het staatsgezag is de politie het geweld binnen de natie, en voor het doorzetten van het geweldsmonopolie behoeft het een heleboel geweld. Ter waarborging van de statelijke soevereiniteit moet de geweldsafdeling altijd en overal paraat staan, zodat zich niets en niemand kan onttrekken aan de gewapende arm van de wet. Die moet de handel en wandel in de samenleving zo dominant kunnen controleren dat elk verzet zinloos is, en de bevolking bij het nastreven van haar belangen afziet van geweld, en recht en wet als verplichtende basis van haar privĂ©bestaan erkent. Met haar alomtegenwoordigheid en gewapende superioriteit creĂ«ert de politie de nodige afschrikking, zodat de gehoorzaamheid van de bevolking t.o.v. van de rechtsorde het directe geweldgebruik doorgaans overbodig maakt. Waar het doorzetten van recht en wet niettemin de politionele hardhandigheid vereist, wordt de gewelddadige basis van de statelijke orde evident, die de brave burger gezien de onbetwistbaarheid van het geweld en diens geslaagde afschrikkingsprestatie zo graag vergeet, wanneer hij in vrijheid zijn concurrentiebelangen nastreeft en de heersende rechtsstatelijke orde met de afwezigheid van geweld verwisselt â althans zolang hij niet zelf geconfronteerd wordt met gewapende wetshandhavers.
3. Als uitvoerders van de statelijke geweldsbehoefte wordt van politieagenten verwacht dat ze alle schendingen van de rechtsorde bij voorbaat verhinderen, of repressief bejegenen. Met hun geborneerde blik op ( potentiĂ«le ) wetsovertreders, wier beweegredenen in het schema van âtoegestaan of verbodenâ niet voorkomen, hebben ze de hele samenleving kritisch te observeren, naar misdadigers te speuren en de opgepakten adequaat te behandelen. Om hun opdracht goed uit te voeren, moeten zij in persona altijd in staat en bereid zijn rĂŒcksichtslos tegenover zich en de anderen geweld uit te oefenen, en de âdirecte dwangâ zo lang te escaleren tot elk verzet gebroken en de situatie onder hun controle is; daarbij zijn ze in de praktijk aangewezen op de voorbehoudloze, tot offer bereide, als korpsgeest geĂŻdealiseerde verbondenheid van de groep. Om aan dit veeleisende beroepsprofiel te voldoen, moet de politieagent zich met de gewelddadigheid van de rechtsstaat, waarvan hij de incarnatie is, identificeren en met morele partijdigheid de onbetwistbaar goede reden voor zijn eigen geweldsaanwending als absolute noodzakelijkheid verinnerlijken. De gewelddadige beroepsinhoud moet als âlaw-and-orderâ- standpunt zijn tweede natuur worden. Dat dit geĂ«iste en gestimuleerde ordefanatisme bij grote delen van het gewapende personeel gepaard gaat met de navenante gezindheid, is werkelijk geen wonder…
Uittreksel uit: Gegenstandpunkt 4-2020