Pluralistisch palaver of âmaatschappelijke polarisatieâ?
Volgens de vrije media staat er iets waardevols op het spel: steeds meer Nederlanders lijken steeds minder te beseffen dat ze een volk zijn.
De objectieve waarheid van deze eenheid bestaat daarin dat de Nederlandse burgers â evenals de leden van elk staatsvolk â onderworpen zijn aan Ă©Ă©n en hetzelfde gezag. Voor zover deze eenheid een subjectieve waarheid heeft, bestaat die daarin dat de burgers deze abstractie aan zichzelf voltrekken en tot de merkwaardige eigenschap ânationale identiteitâ maken, doordat zij hun gemeenschappelijke onderworpenheid ophemelen tot morele gemeenschap, die beschermd wordt door het statelijke geweld. Het koesteren van deze identiteit celebreert weliswaar steeds de morele eenheid van het volk â maar geschikt voor het stichten van harmonie is het allerminst. De alledaagse praktijk van de nationale identiteit is een permanent twisten over wie zijn plichten tegenover de morele gemeenschap nakomt â en wie juist niet, waardoor de rechten van de plichtsgetrouwen worden beknot.
Dit twisten kent enkele escalatieniveaus, wat tevens geldt voor de middelen die ter bescherming van de verstoorde gemeenschap overwogen worden en eventueel worden ingezet. Het spreekwoordelijke âelkaar de maat nemenâ inzake rechten en plichten eindigt consequent met de vraag wie zijn eigen belangen laat prevaleren boven de pure abstractie, dus wie ĂŒberhaupt nog deel uitmaakt van de morele gemeenschap.
Wat de media betreft die momenteel ten aanzien van zoân ongezellige volksgemeenschap eensgezind hun bezorgdheid uiten ( bijv. âHoe lossen we de toenemende verdeeldheid in onze samenleving op?â KRO-NCRV 17.1.2022) â zij verwoorden kennelijk het ideaal van een perfect democratisch staatsburgercollectief, waar alle democratische regenten van dromen: over burgers regeren die niet vragen wat de staat voor hen kan doen, maar wat zij voor de staat kunnen doen.
(Wie zich zorgen maakt over de “toenemende verdeeldheid” kan gerustgesteld worden: de situatie is pas penibel als burgers massaal, gedesillusioneerd over de politiek, niet alleen de verkiezingen mijden, maar in de gedaante van werknemers, verontwaardigd bijvoorbeeld over de weigering van hun werkgevers de inflatie met loonsverhogingen ruimhartig te compenseren, het vertrouwen verliezen en trachten de “samenwerking” te beĂ«indigen.)