De Franse “Blitzkrieg” in Mali

En wat heeft dat met Mali te maken?

Dat de Franse president na de terugtocht van de islamisten uit de steden van Noord-Mali zich in Timboektoe liet huldigen als bevrijder, was voor journalistieke slimmeriken aanleiding voor twijfels of Frankrijk wel terecht de overwinning en het bereiken van zijn doelen in Mali verkondigt; ze hadden beter nota kunnen nemen van het cynisme en de imperialistische taaktoewijzing die de snelle beëindiging van de oorlog laat zien: Monsieur Hollande koestert niet de illusie dat de jihadisten en het gevaar dat van hen uitgaat op afzienbare termijn uit de weg geruimd zullen zijn – dit doel is toch al uitsluitend door het uitroeien van de strijders te halen, en door dergelijke imperialistische acties worden immers niet alleen velen van hen gedood, maar steeds ook nieuwe gecreëerd. Het orde-belang van de grote mogendheden in de Sahel is puur negatief.

Dat de staat Mali ook reeds vóór de opstand de grenzen met zijn soldaten nooit voldoende kon beveiligen en maar in beperkte mate een alomvattend geweldsmonopolie over het staatsgebied heeft uitgeoefend, hoorde bij de normaliteit van de meeste staten in deze regio. Ook de opstand in het noorden werd niet meteen gezien als een internationale affaire, alhoewel de grote mogendheden vanzelfsprekend elke machts- en staatsgreep in het oog houden en goed- of afkeuren. Volstrekt onacceptabel was het verval van Mali sinds tussen de secessionisten groepen domineren die gerekend worden tot Al Qaida en soortgelijke islamitische strijdformaties in de Maghreb. Pas door dit feit kwam de oorlog voor “het herstel van de territoriale integriteit van Mali” op de internationale agenda. Het door Frankrijk aangevraagde VN-mandaat beoogde een puur Afrikaanse interventiemacht die vanaf herfst 2013 gereed moest zijn. Pas toen de rebellen de herovering van het gebied vóór waren en naar het zuiden oprukten, had Frankrijk haast: verklaarde vijanden van het Westen mochten onder geen beding een gehele staat in handen krijgen en zodoende, hoe beperkt dan ook, de resources van hun macht vergroten.

Sinds de aanslagen op 11 september 2001 in New York neemt het Westen de niet-gouvernementele strijdgemeenschap van het gelovige islamitische anti-imperialisme serieus als uitdaging van zijn wereldorde. Ter vernietiging werden diverse coalities van gewillige NAVO- staten gesmeed en een heleboel officiële en inofficiële oorlogen gevoerd: men maakt jacht op de leiders en activisten waar men ze opspoort – van Irak (ná Saddam Hussein) tot Afghanistan, Pakistan, Yemen, Somalië etc. In Mali wisten de jihadisten gebruik te maken van een vervallen staat en de opstand van de Toeareg voor zich te benutten. En ze creëerden in de veroverde landstreek een toevluchtsoord waar ze zich in veiligheid kunnen brengen en van waaruit ze opnieuw kunnen opereren. Dat mag niet gebeuren, ze mogen nergens rust vinden.

Ten opzichte van deze taak faalt de staat Mali. Dat hij ook faalt ten opzichte van alle andere taken die normaliter bij staten horen, is voor de Franse interventiemacht niet zo belangrijk. Iets anders verwacht men van zo’n staat sowieso niet.

Volgens de VN-statistiek maakt Mali deel uit van de HIPC (Heavily Indebted Poor Countries, de groep arme landen met de hoogste schulden) als een land dat geïntegreerd is in de wereldeconomie – met schulden die het wel mag maken, die het echter niet kan aflossen uit zijn deviezeninkomsten. Inzoverre blijkt uit deze term zowel waar zo een land van leeft alsook dat het daarvan niet kan leven. Maar wat heet “een land leeft”? Bedoeld worden niet de inwoners die in ieder geval verschrikkelijk arm zijn als “hun land” arm is; bedoeld wordt de politieke macht die een grondgebied heeft waarvan het economische leven allerminst de financiële middelen oplevert die nodig zijn om de kosten van het geweldsmonopolie over het gehele land te dekken. De subsistentie-economie van de boeren in gebieden waar landbouw überhaupt mogelijk is, laat zich moeilijk fiscaliseren. Werkelijke inkomsten in internationaal bruikbaar geld verkrijgt de staat slechts via delving en uitvoer van goud en andere bodemschatten door buitenlandse concerns. En deze inkomsten volstaan nu eenmaal niet om de lopende kosten van het bewind te dekken en zijn schulden te betalen. Staat betekent derhalve in landen als Mali dat een heersende kliek de schaarse geldbronnen uitsluitend voor zich en haar aanhang bemachtigt. Hetgeen de politieke macht elders onderneemt om haar volk en grondgebied gebruiksklaar te maken en te ontwikkelen tot materiële basis en bron van rijkdom van de de staat, dat gebeurt in Mali kennelijk niet.

Uit de wereldeconomische rol van Mali en de calculaties van de toonaangevende mogendheden met dit land resulteert de situatie waar de islamisten van profiteren; daarmee bedreigen zij de uiterst ruim gedefinieerde westerse veiligheid: “een onaanvaardbare bedreiging nauwelijks 2500 km verwijderd van onze grenzen”. Daartegen helpt geen dreigement, maar uitsluitend oorlog.

Frankrijk ontfermt zich over de Europese veiligheidsproblemen die voortkomen uit het verval van Mali; niet over de problemen van Mali. Het bestrijdt de gevolgen die de erosie van Mali’s staatsmacht voor Europa heeft, niet deze erosie zelf en al helemaal niet de oorzaken ervan. Het helpt de staat Mali niet uit zijn status als zogeheten “failed state”, dus falende staat, maar gebruikt hem in juist deze toestand: daarvoor redt het de macht van de putsch-generaals en verdrijft de islamisten naar de woestijn. Daarbij weten alle kranten dat de Franse “Blitzkrieg” de dreiging natuurlijk niet beëindigt en dat de islamisten na de aftocht van de Fransen meteen terugkomen. De permanente taak de Jihad in Mali in bedwang te houden, schuiven Frankrijk en zijn Europese partners af op de machthebbers daar ter plaatse. Hun staat heeft als voornaamste taak zich te handhaven tegen de islamitische machtrivalen om zich zo nuttig te maken voor Europese veiligheidsbelangen. Hij heeft ermee te leven en eraan bij te dragen dat zijn noorden op onafzienbare tijd een schiettent is.

Daarvoor krijgt Mali (een beetje) geld, wapens en militaire trainers. Daarvoor dringen Europa en de VN bij de zuidelijke Sahara-landen aan op militaire coöperatie ondanks hun onderlinge tegenstellingen en vijandschappen: zij, die al voor het bedwingen van hun inheemse vijanden niet voldoende soldaten en geld kunnen aanwenden, dienen een paar nationale machtsmiddelen ter beschikking te stellen aan de buurlanden, indien die niet in staat zijn de islamitische opstanden de kop in te drukken. Bij al hun gebruikmaking van de machtselites van Mali en zijn buurlanden maken Frankrijk en het Westen zich geenszins afhankelijk van het prestatievermogen van deze figuren: Frankrijk blijft in Niger paraat met een sterk garnizoen, met vliegtuigen en zijn vreemdelingenlegioen. De VS richten in Niger een nieuwe basis op voor hun drone-oorlog. Ook dit niet met de verwachting of met de opdracht de islamitische bedreiging voorgoed uit de weg te ruimen en de regio te pacificeren, maar helemaal volgens de nieuwe oorlogstactiek van de winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in het Witte Huis: de VS trekken niet met eigen soldaten in de omstreden gebieden om daar orde te garanderen of zoiets als militaire stabiliteit, maar leggen zich erop toe het vijandelijke terrein vanuit onbereikbare hoogte te controleren en af en toe samenscholingen van vermeende islamisten met bommen te bestoken, de kiem van militaire infrastructuur te vernietigen en mensen om te brengen. Zo reduceren zij de activiteiten van hun vijanden tot een overlevingsstrijd en belemmeren hun militair actievermogen – als permanent programma.

Het Franse verzoek om versterking van zijn militaire missie in Mali krijgt ondertussen maar beperkt ondersteuning. Weliswaar wordt het Franse optreden in de Veiligheidsraad van de VN unaniem goedgekeurd en zijn bijzondere verantwoordelijkheid voor het francofone Afrika erkend. De materiële bijdragen van de imperialistische concurrenten stellen de Franse partner echter teleur.

Dat een land dat in de wereldpolitiek meepraten wil, meeschieten moet wanneer en waar dan ook met geweld orde wordt geschept, geldt weliswaar nog steeds. Maar dit is voor de imperialistische concurrenten helemaal geen reden om zich dienstbaar te stellen aan het militaire verwezenlijken van de Franse bevoegheid in deze regio.

Zo is Mali terloops voor de VS, voor Groot-Brittanië als voor Duitsland een passende gelegenheid om Frankrijk te demonstreren dat het niet de imperialistische status heeft de wereld de agenda voor te schrijven en alleen al door zijn optreden de aangelegenheid zo belangrijk te maken dat de anderen voor het alternatief staan, óf mee te doen óf in een belangrijke wereldpolitieke geweldskwestie irrelevant te zijn. De partners betwisten dus niet de leiding van Frankrijk, behandelen de zaak echter als zo onbeduidend dat daaruit gegarandeerd geen Franse machtstoename als leidende militaire mogendheid in de EU en de NAVO voortkomt.

Deze houding van de “wereldgemeenschap” wordt onderstreept door de conferentie van belanghebbende geverlanden die onlangs plaatsvond in Addis Abeba: zegge en schrijve 370 miljoen beloofde, maar nog lang niet uitbetaalde dollars werden er gemobiliseerd. Zo zeer de partners en concurrenten het vreemdelingenlegioen succes wensen bij de jacht op islamisten, zo weinig willen ze besteden aan de bescheiden bestaansbehoeften van de staat die nu deze jacht dient voort te zetten voor het Westen.

nader toegelicht in Gegenstandpunkt 1- 2013

Comments are closed.