Naast de verstokte strijders die niets liever willen dan onbelemmerd door mondkapjes in vrijheid hoesten, zijn er talrijke medeburgers die min of meer publiekelijk, medelijdend gadegeslagen, eronder lijden dat zij door het epidemiebeleid werkloos worden of werktijdverkorting opgelegd krijgen, en dus met hun inkomens nog moeilijker rondkomen dan gewoonlijk. Van hen is op zijn minst zo veel onderscheidingsvermogen te verwachten dat zij uit de lastige lockdownsituatie niet meteen de dubieuze conclusie trekken dat het normale alledaagse arbeidsleven per se het summum zou zijn van begerenswaardige verhoudingen. Immers, het door de lockdown bemoeilijkte levensonderhoud werpt een schril licht op de bestaans- en overlevingsvoorwaarde die de alledaagse kostwinning zo volstrekt beheerst dat het infame ervan nauwelijks nog opvalt: het hele leven hangt af van geld, het geld van de kans het te verdienen, en deze kans van omstandigheden waarvan één ding zeker is: ze worden niet bepaald door degenen wier bestaan ervan afhangt. Op basis hiervan en vergeleken daarmee is het natuurlijk mooi als de staat in veel gevallen met geld bijspringt – dat hij wijselijk vooraf heeft ingezameld bij de massa van eventueel plotseling door inkomensloosheid getroffenen: de verzorgingsstaat met zijn werkloosheidsuitkeringen en plichtverzekeringen koestert kennelijk geen illusies over de afhankelijkheid in die hij de meerderheid van zijn burgers stort en de ellende in die zij bijgevolg altijd kunnen raken. Als hij in het coronacrisisgeval zo zegenrijk actief wordt, dan openbaart dat de kwaliteit van een normaal afhankelijk arbeidsleven: er blijkt overduidelijk hoe weinig nodig is om het “van-de-hand-in-de-tand-leven” te veranderen in een beroerd burgerlijk bestaan: binnen dagen – zonder staatssteun – of weken – met verzorgingsstaat – wordt alles bedreigd, van het wonen tot het eten. Voldoende reden om de vurige wens naar “terugkeer naar de normaliteit” iets sceptisch te bekijken, in ieder geval aan de pre-corona-toestanden iets meer kritische aandacht te wijden.
Ten slotte zijn er een hoop mensen die notitie nemen van de uitvoerige berichtgeving over hoe erbarmelijk de massa’s in de zogenaamde arme landen eraan toe zijn als zij door de epidemiebestrijding hun subsistentie verliezen, wellicht volledig in hun hutten opgesloten worden: dat daar de honger erger woedt dan de epidemie. Wie dit onverschillig laat die lijkt zich enigszins comfortabel te voelen in zijn wereldvreemdheid, gefeliciteerd. Wie zich aan deze wreedheid in verre landen echter stoort, kan er desondanks beter van afzien de thans stilgelegde normaliteit, die er anders heerst, met een klein of groot geschreven “tenminste” een bepaalde bruikbaarheid voor de menselijke overleving te attesteren – wat overigens, dit als leestip, de impliciete boodschap is van al de deels bezorgde, deels verontwaardigde, deels demonstratief zakelijke berichten over persoonlijke tegenslagen, over ontwortelde Indische seizoenarbeiders of nochtans vrolijke favela-bewoners, waarmee de serieuze media hun publiek onderhoudend informeren. Ook daar werpt de wreedheid van het uitzonderingsgeval alleen maar een schril licht op de reddeloos wrede normaliteit, die met het onplezierige afhankelijke bestaan in de markteconomisch beter gestelde klimaatzonen vooral in één punt contrasteert: de loonafhankelijke mensen in hun min of meer precaire situatie in het “rijke” noorden en westen van de wereld kunnen eigenlijk slechts rondkomen – enigszins, met behulp van sociaalstatelijke herverdeling – omdat zij voor het mondiale zakendoen als nuttige armoede fungeren, kortom: middels toepasselijke salarissen voortdurend genoodzaakt worden voor andermans economisch voordeel dienstvaardig beschikbaar te zijn. Elders is niet eens deze soort dienstbaarheid gevraagd, of alleen onder voorwaarden die dicht in de buurt komen van het voor hele bevolkingsdelen vernietigende verdict: volledig onbruikbaar voor de globale kapitaalvermeerdering. Uit de lockdown daarheen weer terug: dat kan niemand serieus bedoelen.
In ieder geval heeft iemand die over de toestanden hier en in exotische landen zo denkt andermaal de kans gemist uit een crisis een juiste conclusie te trekken over de wereld voor, na of zonder een crisis.
Pandemie XIV: Gegenstandpunkt 3-2020